Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Deirdre Hogan
Het bepalende kenmerk van de kapitalistische samenleving is dat deze grofweg verdeeld is in twee fundamentele klassen: de kapitalistische klasse (de bourgeoisie) bestaande uit de eigenaars van grote bedrijven, en de werkende klasse (het proletariaat) bestaande uit min of meer de rest van de bevolking, het overgrote merendeel van de mensen die voor een loon werken. Er zijn natuurlijk genoeg grijze gebieden binnen deze definitie van de klassenmaatschappij en de werkende klasse zelf is niet één homogene groep mensen. Deze bestaat bijvoorbeeld zowel uit ongeschoolde arbeiders als ook een groot deel van wat doorgaans als de middenklasse wordt aangeduid. Daarom kunnen er binnen de verschillende sectoren van deze grof gedefinieerde werkende klasse grote verschillen bestaan, zowel wat betreft het inkomen als de kansen die mensen hebben.
Hoewel de term ‘middenklasse’ regelmatig gebruikt wordt, is het een problematische term. Het is namelijk bijna nooit duidelijk wie er precies mee bedoeld wordt. Doorgaans refereert ‘middenklasse’ naar onafhankelijke professionals, kleine bedrijfseigenaren en het lagere en middenmanagement. Deze middenlagen zijn echter geen onafhankelijke klasse, onafhankelijk van het proces van uitbuiting en kapitaalaccumulatie[1] binnen het kapitalisme. Zij bevinden zich meestal aan de rand van een van beiden van deze twee algemene klassen: de kapitalistische en de werkende klasse.[2]
De belangrijkste reden om naar de samenleving te kijken als bestaande uit twee fundamentele klassen (de groot-kapitaalbezitters en de mensen die voor hen werken), is het inzicht dat de economische relatie tussen beide gebaseerd is op uitbuiting en daaruit voortvloeiend dat deze twee klassen daarom fundamenteel tegenovergestelde materiële belangen hebben.
Het kapitalisme en het bedrijfsleven zijn van nature door winst gedreven. Het werk dat medewerkers verrichten tijdens hun werk, produceert winst. Een deel van deze winst wordt aan de medewerkers uitbetaald in de vorm van hun loon, de rest wordt door de baas behouden. Dit overgebleven bedrag wordt aan zijn of haar winst toegevoegd (als een medewerker niet winstgevend zou zijn, zou deze niet worden aangesteld). Op deze manier buit de bedrijfseigenaar de medewerkers uit en genereerd zo kapitaal. Het is in het belang van de bedrijfseigenaar om winsten te maximaliseren en daarom o.a. de lonen zo laag mogelijk te houden; de medewerkers hebben juist belang bij een zo hoog mogelijk loon en zo goed mogelijk arbeidsomstandigheden. Dit belangenconflict en de uitbuiting van een klasse mensen door een andere minderheidsklasse is inherent aan de kapitalistische samenleving. Anarchisten hebben als uiteindelijke doel dit kapitalistische klassensysteem op te heffen en een klassenloze samenleving op te bouwen.
Seksisme is een bron van onrecht die op een aantal manieren verschilt van de uitbuiting op basis van klasse zoals die hierboven werd omschreven. De meeste vrouwen leven en werken in ieder geval een bepaald deel van hun leven samen met mannen; ze hebben nauwe relaties met mannen zoals met hun vader, zoon, broer, geliefde, partner, man of vriend. Vrouwen en mannen hebben daarbij niet inherent tegenovergestelde belangen: we willen sekse niet opheffen, maar in plaats daarvan de hiërarchie en de macht die tussen de sekses bestaat afschaffen, en een samenleving creëren waarin vrouwen en mannen vrijelijk en gelijkwaardig kunnen samenleven.
Kapitalisme is afhankelijk van klasse-uitbuiting. Het is echter niet afhankelijk van seksisme en kan in theorie voor een groot gedeelte functioneren met een gelijkwaardige behandeling van vrouwen en mannen. Dit wordt duidelijk als we kijken naar wat de strijd voor vrouwenbevrijding in veel samenlevingen wereldwijd heeft bereikt, pak hem beet de afgelopen 100 jaar. Er zijn radicale verbeteringen geboekt wat betreft de situatie van vrouwen en de onderliggende aannames over welke rollen voor vrouwen natuurlijk en geschikt zijn. Het kapitalisme heeft zich in de tussentijd aangepast aan de veranderende rol en status van vrouwen in de samenleving.
Een einde aan seksisme hoeft daarom niet noodzakelijkerwijs te leiden tot het einde van het kapitalisme. Op dezelfde manier kan er nog steeds seksisme zijn nadat kapitalisme en de klassenmaatschappij zijn afgeschaft. Het is mogelijk dat seksisme de vroegste vorm van onderdrukking is die ooit heeft bestaan. Seksisme ging niet alleen het kapitalisme voor, er is bewijs dat het ook vroegere vormen van klassensamenlevingen voorging.[3] Naarmate de precieze aard van de onderdrukking van vrouwen in samenlevingen zich ontwikkelde, veranderde de specifieke vorm ervan. Onder het kapitalisme heeft de onderdrukking van de vrouw zijn eigen specifieke karakter, waarbij het kapitalisme zijn voordeel haalt uit de historische onderdrukking van de vrouw om zo de winst te maximaliseren.
Maar hoe realistisch is een einde aan deze onderdrukking van de vrouw onder het kapitalisme nu eigenlijk? Er zijn veel verschillende manieren waarop vrouwen in de huidige samenleving als geslacht onderdrukt worden – economisch, ideologisch, fysiek, enzovoort – en het is aannemelijk dat de voortdurende feministische strijd zal leiden tot verdere verbeteringen voor de situatie van vrouwen. Hoewel het goed voor te stellen is dat veel aspecten van het seksisme naar gelang van tijd door strijd afkalven, heeft het kapitalisme eigenschappen die een volledige economische gelijkheid tussen vrouwen en mannen hoogst onwaarschijnlijk maken. Dit omdat kapitalisme gebaseerd is op de noodzaak om winsten te maximaliseren en in zo’n systeem vrouwen een natuurlijke achterstand hebben.
In de kapitalistische maatschappij is het vermogen om kinderen te krijgen een risico. De biologische rol van vrouwen betekent dat zij (als ze kinderen hebben) in ieder geval voor een periode hun betaalde werk zullen moeten stoppen. Hun biologische rol maakt hen uiteindelijk ook verantwoordelijk voor elk kind dat zij dragen. Als gevolg daarvan zullen betaalde zwangerschapsverlof, financiële steun voor alleenstaande ouders, ouderverlof, verlof om voor zieke kinderen te zorgen, gratis crèche en andere kindervoorzieningen altijd bijzonder van belang zijn voor vrouwen. Om deze reden zijn vrouwen onder het kapitalisme economisch kwetsbaarder dan mannen: aanvallen op sociale voorzieningen als de kinderopvang, financiële steun voor alleenstaande ouders enzovoort, zullen vrouwen in vergelijking met mannen altijd onevenredig hard treffen. En zonder de volledige economische gelijkheid is het moeilijk om je een einde aan de ongelijke machtsrelaties tussen vrouwen en mannen en de daaraan verbonden ideologie: seksisme.
Hoewel we zouden kunnen stellen dat kapitalisme de gelijkheid tussen vrouwen en mannen zou kunnen faciliteren, is het een feit dat het erg onaannemelijk is dat de volledige realisatie van deze gelijkheid onder het kapitalisme te behalen valt. Simpelweg omdat de vrouwelijke biologie in de huidige door winst gedreven kapitalistische samenleving wordt afgestraft, waardoor deze bij voorbaat vooringenomen is tegenover vrouwen.
Een van de beste voorbeelden van hoe strijd voor verandering werkelijke en blijvende veranderingen teweeg kunnen brengen in de samenleving, zijn de grote verbeteringen in de status, rechten en levenskwaliteit van vrouwen. Deze zijn in veel landen wereldwijd door de strijd voor vrouwenbevrijding gewonnen. Het mag duidelijk zijn dat het vrouwen nooit gelukt zou zijn deze enorme vooruitgang te boeken zonder deze strijd (die ik feminisme zal noemen – hoewel niet iedereen die zichzelf verzet tegen de onderwerping van de vrouw zichzelf als feminist zal hebben geïdentificeerd).
Historisch gezien is de strijd voor de emancipatie van de vrouw een aanwijsbaar thema binnen anarchistische en andere socialistische bewegingen. Toch hebben deze bewegingen over het algemeen een ietwat ambigue relatie tot het thema vrouwenbevrijding en de bredere feministische strijd.
Hoewel binnen het anarchisme de nadruk altijd op de afschaffing van alle hiërarchische machtsrelaties heeft gelegen, heeft het anarchisme haar wortels in de klassenstrijd – in de strijd voor de omverwerping van het kapitalisme en het daaraan verbonden doel een klassenloze samenleving te creëren. Omdat de onderdrukking van de vrouwen niet zo onlosmakelijk met het kapitalisme is verbonden als de klassenstrijd, werd de strijd voor vrouwenbevrijding daarom historisch als een secundair doel voor het creëren van een klassenloze samenleving gezien, niet even belangrijk of fundamenteel als de klassenstrijd – en dat is nog steeds voor in grote mate zo.
Maar voor wie is feminisme onbelangrijk? Het is duidelijk dat het voor de meeste vrouwen in de socialistische bewegingen cruciaal was dat er een fundamentele transformatie in de machtsrelaties tussen vrouwen en mannen zou plaatsvinden. Er waren meestal echter meer mannen dan vrouwen actief in socialistische kringen en mannen speelden een dominante rol. De eisen van vrouwen werden doorgaans gemarginaliseerd doordat de nadruk op klasse lag en dat de onderwerpen die invloed hadden op werkende mannen, vrouwen op dezelfde wijze troffen. Dit gold echter niet voor de onderwerpen die specifiek betrekking hadden op de onderdrukking van vrouwen als sekse. De sociale en economische gelijkheid van vrouwen werd soms gezien als strijdig met de gemakken en materiële belangen van mannen. Vrouwengelijkheid vroeg om grondige veranderingen in de arbeidsverdeling, zowel thuis als op het werk, evenals het gehele sociale systeem van mannelijke autoriteit.[4] Om de gelijkheid voor vrouwen te bereiken zal er ook een herwaardering van de eigen identiteit moeten plaatsvinden waarbij de ‘mannelijke identiteit’ er niet langer op leunt dat zij sterker of vaardiger zouden zijn als vrouwen.
Vrouwen neigden ertoe een verband te leggen tussen de persoonlijke en de politieke emancipatie. Dit in de hoop dat socialisme nieuwe vrouwen en mannen zou voortbrengen door middel van een democratisering van alle aspecten van menselijke relaties. Ze hadden er echter veel moeite mee om hun kameraden er bijv. van te overtuigen dat de ongelijke werkverdeling thuis een belangrijk politiek onderwerp was. In de woorden van Hanna Mitchel, die in de vroege 20ste eeuw in Engeland actief was als socialiste en feministe, stelde zij over haar dubbele baan zowel binnen- als buitenshuis:
“Zelfs mijn zondagsrust was verdwenen, want ik kwam al snel tot de ontdekking dat een boel socialistische praat over vrijheid uiteindelijk alleen bij woorden bleef. Deze jonge socialistische mannen verwachtten net zoals hun reactionaire maten zondagse diners en grote theetafels met zelfgemaakte taarten en ander gebak.”[5]
De anarchistische vrouwen in Spanje hadden tijdens de sociale revolutie van 1936 vergelijkbare klachten. Ook zij zagen hoe de gelijkheid tussen mannen en vrouwen zich niet goed vertaalde naar de intieme persoonlijke relaties. Hoewel de gelijkheid van vrouwen en mannen al in 1872 officieel aangenomen was binnen de anarchistische beweging in Spanje schreef Martha Ackelsberg in haar boek Free Women of Spain (2004):
“Nagenoeg al mijn contactpersonen klaagden erover dat zij thuis, ongeacht hoe militant de meest toegewijde anarchisten op straat ook waren, zij thuis verwachtten ‘meesters’ van het huis te zijn – een klacht die ook doorklonk in de vele artikelen in de kranten en tijdschriften van de beweging van die tijd.”[6]
Seksisme vond ook in de openbare ruimte plaats. Vrouwelijke militanten merkten bijvoorbeeld dat ze door kun mannelijke kameraden niet serieus werden genomen en niet met respect behandeld werden. Vrouwen liepen in de 19de en 20ste eeuw in hun strijd voor gelijkheid binnen de vakbondsbeweging eveneens tegen problemen aan. Ook daar was de ongelijke situatie tussen mannen en vrouwen een ongemakkelijk onderwerp. Mannen binnen de vakbonden argumenteerden dat vrouwen de lonen van georganiseerde arbeiders omlaag trokken en sommigen geloofden dat de oplossing was om vrouwen in het geheel van werk uit te sluiten en het mannelijke loon te verhogen zodat mannen hun families zouden kunnen onderhouden. In het midden van de 19de eeuw stelde een kleermaker in Groot-Brittannië het effect van vrouwelijke arbeid als volgt:
“Toen ik net in deze sector [vesten-productie] begon te werken, werkten hier nog maar weinig vrouwen in. Er werden een paar witte vesten aan hen gegeven vanuit het idee dat vrouwen ze schoner zouden produceren dan mannen. […] Maar door de toename van het ‘puffing and sweating’ systeem[7] hebben de bazen en koppelbazen overal naar handen gezocht die het werk voor minder zouden doen als gangbaar was. Daarom is de vrouw in concurrentie komen te staan met de man en de dochter met de vrouw. […] Als de man de prijs van zijn arbeid niet reduceert tot dat van de vrouw, zal hij werkeloos achterblijven.”[8]
In tegenstelling tot seksisme waren de concurrerende lagere lonen meestal doorslaggevend voor het beleid om vrouwen uit te sluiten van de vakbonden, hoewel ideologie tevens een rol speelde. In de tabaksindustrie in de Verenigde Staten, vroeg 20ste eeuw, bestond de anarcho-syndicalistische vakbond La Resistencia in Tampa overwegend uit Cubaanse migranten. Zij probeerden alle arbeiders in de stad te organiseren. Meer dan een kwart van de leden bestond uit vrouwelijke tabakstrippers. Deze vakbond werd door een andere vakbond, de Cigar Makers’ Industrial Union, afgedaan als onmannelijk en on-Amerikaans. Deze vakbond voerde een uitsluitende strategieën en “organiseerde met tegenzin vrouwen in afzonderlijke en tweederangs secties van de vakbond.”[9]
Dat de strijd voor vrouwenemancipatie niet altijd werd ondersteund en dat vrouwen historisch binnen de klassenstrijdorganisaties met seksisme werden geconfronteerd, is goed gedocumenteerd. De onbetwistbare verworvenheden wat betreft de vrijheid voor vrouwen zijn te danken aan de vrouwen en mannen die, zowel binnen als buiten de vakbonden, seksisme het hoofd boden en vochten voor een verbetering van de positie van vrouwen. Deze feministische beweging heeft in al haar diversiteit (middenklasse, werkende klasse, socialistisch, anarchistisch…) het pad voor de bevrijding van de vrouw geëffend en niet de bewegingen die hun focus op de klassenstrijd legden. Ik benadruk dit omdat, hoewel er tegenwoordig binnen de anarchistische beweging over het algemeen steun is voor het beëindigen van de onderdrukking van vrouwen, er nog altijd wantrouwen bestaat tegenover het feminisme. Anarchisten en socialisten distantiëren zich soms van het feminisme omdat het vaak aan een klassenanalyse ontbreekt. Maar het is juist dankzij het feminisme, dat vrouwen werkelijk vooruitgang hebben geboekt.
Wat is tegenwoordig de algemene houding van klassenstrijdanarchisten tegenover feminisme? Het ene extreme uiterste in de reactie op het feminisme, is het totaal klasse-reductionistische perspectief: alleen klasse doet ertoe. Dit dogmatische perspectief neigt ertoe om feminisme te bestempelen als iets dat verdeling zaait (seksisme zaait toch zeker meer verdeling dan feminisme?) en als iets dat afleidt van de klassenstrijd. Men stelt dat het seksisme dat bestaat, met het einde van het kapitalisme en de klassenmaatschappij automatisch zal verdwijnen.
Een meer gebruikelijke anarchistische benadering van het feminisme is echter de acceptatie dat seksisme bestaat, het niet automatisch zal verdwijnen met het einde van het kapitalisme en in het hier en nu bestreden moet worden. Zoals voorheen werd opgemerkt, distantiëren anarchisten zich desondanks vaak van ‘mainstream’-feminisme vanwege een ontbrekende klassenanalyse. In plaats daarvan benadrukt men dat de ervaringen van seksisme worden beïnvloed door klasse en dat bij de onderdrukking van de vrouw klasse ook een thema is. Het is een feit dat welvaart in bepaalde mate ook het effect van seksisme beperkt: het is bijvoorbeeld minder moeilijk om een abortus te krijgen als je het geld hebt voor een reis naar het buitenland[10]; een thema als wie het meeste huishoudelijk werk doet of zorg draagt voor de kinderen, is minder van belang als je het geld hebt om iemand te betalen om je daarbij te helpen. Ook zal je, afhankelijkheid van je sociaal-economische achtergrond, andere prioriteiten hebben.
Door echter constant te benadrukken dat de ervaringen met seksisme verschillen naar gelang de klasse waaruit iemand komt, lijkt het soms alsof anarchisten een belangrijk feit verdoezelen of negeren: dat het juist andersom is; de ervaringen wat betreft klasse zijn verschillend door sekse. Het probleem, de onrechtvaardigheid van seksisme, is dat er binnen de arbeidersklasse, evenals binnen de gehele samenleving, ongelijke relaties bestaan tussen vrouwen en mannen. Vrouwen zijn altijd benadeeld in vergelijking tot de mannen van hun respectievelijke klasse.
Seksisme heeft in meer of mindere mate invloed op vrouwen uit alle klassen, toch is het zo dat een feministische analyse die geen nadruk legt op klasse, vaak onderworpen wordt aan kritiek. Is klasse dan voor alle aspecten van seksisme relevant? In hoeverre is klasse bijvoorbeeld relevant voor seksueel geweld? Klasse is zeker niet in alle gevallen het meest belangrijke punt. Soms pleit men ervoor, om elke feministische positie vanuit een klassenperspectief te benaderen, alsof dit nodig is om feminisme legitimiteit te verschaffen; het instemming te verlenen als een waardige strijd voor klassenstrijdanarchisten. Maar deze houding gaat voorbij aan de hoofdzaak. We zijn toch immers tegen seksisme, ongeacht de manier waarop deze zich uit, ongeacht op wie het effect heeft?
Als iemand dood wordt geslagen in een racistische aanval, is het dan van belang dat we eerst de klasse van het slachtoffer weten voordat we hierover onze woede uiten? Maken we ons zorgen over racisme als het blijkt dat het slachtoffer een goedbetaald lid van de heersende klasse was? Of als iemand op het werk wordt gediscrimineerd op basis van diens etnische achtergrond, geslacht of seksualiteit, of die persoon een schoonmaker is of een professor op een universiteit, het is toch zeker in beide gevallen fout en fout om dezelfde reden? Het moge duidelijk zijn dat vrouwenbevrijding op zichzelf waard is om voor te strijden, evenals dat de strijd tegen onderdrukking en onrecht dat in het algemeen zijn, ongeacht de klasse van de onderdrukten.
Gezien het feit dat wat vrouwen van alle klassen en culturen gemeen hebben, tot op zekere hoogte hun onderdrukking is, kunnen we dan als geslacht ervoor oproepen dat vrouwen (en mannen) zich wereldwijd moeten verenigen tegen seksisme? Of bestaan er tegenovergestelde klassenbelangen die zo’n strategie zinloos maken?
Er kunnen zich zeker belangenconflicten voordoen tussen vrouwen uit de arbeidersklasse en de rijke middenklasse of de heersende klasse. Tijdens een feministische conferentie in Frankrijk in 1900 raakten gedelegeerden verdeeld over het minimumloon voor huishoudelijk personeel, wat de portemonnee zou raken van die zich bedienden veroorloven konden. Vandaag de dag zien we vergelijkbare conflicten wat betreft betaald zwangerschapsverlof of gratis kinderopvang, waarbij bedrijfseigenaren een bedreiging zien voor hun winsten. Feminisme is niet altijd goed voor kortetermijnwinsten. Binnen de kapitalistische samenleving zal de strijd voor economische gelijkheid met mannen noodzakelijkerwijs ook constant een strijd om concessies zijn, iets dat van essentieel belang is voor de klassenstrijd.
Klassenbelangen kunnen dus op praktisch niveau soms ook een obstakel vormen voor de feministische eenheid. Het is echter veel belangrijker voor anarchisten om de overeenkomsten met de bredere feministische beweging te benadrukken, dan de verschillen. De heersende klasse is immers in de minderheid en de overgrote meerderheid van de vrouwen in de samenleving hebben een gemeenschappelijk belang wat betreft de economische gelijkheid met mannen. Daarnaast zijn er veel onderwerpen die helemaal niet worden beïnvloed door conflicterende klassebelangen, maar alle vrouwen in zekere zin aangaan. Als het bijvoorbeeld gaat om seksuele en reproductieve rechten zijn anarchisten in Ierland, naast de kapitalistische partijen, bijvoorbeeld constant betrokken geweest bij pro-choice groepen, zonder dat zij daarbij hun politieke opvattingen hebben opgegeven of afgezwakt. Als het gaat om de strijd tegen seksisme waarbij de vrouw haar recht op de controle over haar eigen lichaam wordt ontzegd is dat de beste tactiek. Tot slot is het ook de moeite waard op te merken dat de afwijzing van ‘middenklasse-feminisme’ vaak komt van dezelfde anarchisten/socialisten die de marxistische definitie van klasse hebben (te vinden aan het begin van dit artikel), waarin de meeste mensen uit middenklasse uiteindelijk binnen de rangen van de arbeidersklasse worden geplaatst.
We kunnen feminisme op twee manieren benaderen: we kunnen onszelf van andere feministen distantiëren, door een focus te leggen op de kritiek op reformistisch feminisme of we kunnen de strijd voor feministische hervormingen volledig ondersteunen, terwijl we ondertussen constant benadrukken dat wij meer willen!! Dit is een bijzonder belangrijk punt als we anarchisme voor vrouwen aantrekkelijker willen maken (een recente enquête onder vrouwen in de Irish Times stelde dat feminisme voor meer dan 50% van de vrouwen belangrijk is). In de anarcho-communistische visie van de toekomstige samenleving met diens leidende motto “van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte”, bestaat er geen institutionele vooringenomenheid tegenover vrouwen zoals dit binnen het kapitalisme bestaat. Naast dat de voordelen voor zowel vrouwen als mannen, heeft het anarchisme vooral vrouwen veel te bieden: een seksuele, economische en persoonlijke vrijheid die veel dieper gaat en veel meer te bieden heeft dan enige precaire gelijkheid zoals die onder het kapitalisme kan worden behaald.