Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:anarchisme_en_recht_v_-_de_samenleving_vormt_de_grondslag_van_rechtsregels

Anarchisme en recht V - De samenleving vormt de grondslag van rechtsregels

Door Thom Holterman

  • Verschenen: 2012
  • Bron: De AS, 40ste jaargang, nummer 179

Dit is het vijfde artikel geschreven in een reeks van zes artikelen over Anarchisme en Recht door Thom Holterman in nummer 179 van De AS. Dit is het zesde artikel: Anarchisme en recht VI - Het kritisch en constructief potentieel van het Anarchisme.


Anarchisme en recht V - De samenleving vormt de grondslag van rechtsregels

Over het algemeen laten libertaire denkers omvangrijke vrije associaties berusten op reële collectieve overeenkomsten. Deze dienen als grondslag voor maatschappelijke relaties tussen mensen. Zo’n relatie is bijvoorbeeld op te merken in het uitgangspunt: wie gebruik maakt van de producten van de vrije associatie, draagt bij aan de productie ervan. Daar verschijnt de (impliciete) verplichting.

Wie wil leven zonder zich aan de vrije associatie te binden is vrij daarin. Maar zo iemand krijgt wel een probleem indien hij gebruik wil maken van de door de vrije associatie geproduceerde collectieve goederen. Hoe zal op zijn ‘liftersgedrag’ worden gereageerd? Dat kan per situatie verschillen. Maar duidelijk is dat wie zich tegen het ‘vrije samenwerken’ verzet, zich in een vrije samenleving automatisch buiten de gemeenschap plaatst. Bakoenin is er duidelijk over: iemand die zijn vrij aangegane verplichtingen niet nakomt, kan een reactie van de gemeenschap verwachten (hij laat een nadere uitwerking ervan in het midden).

De verplichting, waarvan hier sprake is, berust op een vrijwillige belofte. Sommige van die beloften kunnen uitdrukkelijk gevraagd zijn. Andere worden stilzwijgend gedaan door te voldoen aan vereisten die met gestabiliseerde interactionele verwachtingen samenhangen. Dat kan als een beperking van vrijheid worden gezien, bijvoorbeeld als men vrijheid ziet als een absoluut en/of abstract, metafysisch ‘iets’. Maar dat is binnen het kader van het anarchisme niet aan de orde.

Vrijheid is sociale vrijheid en wordt begrepen als mogelijke vrijheid, die uit zelf gewilde (en begrepen) solidariteit bestaat, zoals Malatesta dat eens formuleerde. Om dit te begrijpen is het goed om te zien hoe bijvoorbeeld de Duitse rechtstheoreticus Kriele de volgende bibliothecaire regel uitlegt. De regel luidt: ‘Het geleende dient op verzoek te worden teruggebracht’. Die verplichting beperkt de vrijheid van de lener. Hij kan evenwel het geleende opnieuw trachten te lenen. En voor zover er in de verplichting een beperkende regel wordt gelezen, kan een lener er het algemeen belang van inzien, omdat hij met de mogelijkheid van rolwisseling rekening moet houden: ook hij kan lener van een boek willen zijn dat als maar in bezit wordt gehouden door een andere lener…[1]

Een volgend punt is dat een anarchistische maatschappij door anarchisten niet als conflictvrij wordt gedacht. Dat is te ontlenen aan beschrijvingen van de in de toekomst geprojecteerde organisatorische visies omtrent zo’n type maatschappij. In die beschrijvingen vindt men verwijzingen naar rechtbanken. Het is niet goed in te zien dat rechtbanken zich met andere zaken zullen bezighouden dan met geschillen en conflicten. Wel laat zich het volgende bedenken. Het opheffen van fundamentele belangentegenstellingen zal bijdragen aan het minimaliseren van de conflictstof ten opzichte van de grote hoeveelheid zaken die het bestaande bestel te verwerken heeft. In welke organisatorische verbanden zullen de overblijvende conflicten worden opgelost?

Voor de hand liggend lijkt dat bijvoorbeeld ‘bemiddeling’ een manier is die niet strijdig is met anarchistische denkbeelden. ‘Diplomatie’ is dat evenzeer. Zo spreekt Bakoenin de hoop uit dat conflicten binnen het door hem voorgestelde maatschappelijke stelsel in een diplomatieke sfeer worden afgewikkeld. Voor het geval dat een conflict in die sfeer niet tot een oplossing is te brengen, zullen rechtbanken met die taak worden belast.

Kropotkin laat zich op soortgelijke wijze uit. In de sociale orde waarin elke taak wordt vervuld door vrije associatie en federatie, zal men geen behoefte meer voelen aan een regering, zo stelt hij. Hij ziet ook de oorzaken van conflicten zeldzamer worden, maar wanneer deze toch voorkomen, dan dienen ze te worden bijgelegd langs de weg van de scheidsgerechten. Malatesta oppert dat, in het geval mensen een conflict met elkaar hebben, zij dit voorleggen aan een vrij en zelfgekozen scheidsrechter.

Anarchistisch Recht

Gelet op het voorgaande is het verdedigbaar te spreken over een ‘anarchistische rechtsopvatting’. Ik deed dat al een kwart eeuw geleden en tot mijn verwondering vind ik die zienswijze nu terug in moderne voorbeelden. Daarbij wordt zonder omwegen gesproken over anarchistisch recht. Zeker, nog steeds zijn er anarchisten die uitgaan van de tegenstrijdigheid tussen ‘anarchie’ en ‘recht’. Maar eveneens zijn er die erop wijzen dat anarchie wel betekent ‘géén heersers’, maar niet ‘geen regels’. Welk type regels vindt men in moderne voorbeelden terug, die ‘anarchistisch recht’ impliceren?

Een van de bekendste voorbeelden is wel het niet-hiërarchische mediarecht, dat het netwerk Indymedia regelt. Indymedia kent een aantal regels te weten de ‘draft unity criteria’ en de ‘draft membership criteria’. Nieuwe groepen mensen worden aangemoedigd deze regels te volgen als zij collectieve autonome media starten. Gegeven het losse en niet op dwang berustende karakter van de niet-hiërarchische collectiviteiten, worden de regels wel in de praktijk gebracht, maar zijn ze aldoor nog geformuleerd in ‘voorlopige’ versies.

Een ander aansprekend voorbeeld is te ontlenen aan modern, intern werkend niet-hiërarchisch ‘ondernemingrecht’. Sommige hedendaagse ondernemingen staan zich erop voor dat zij handelen in de geest van het anarchisme, waar elke medewerker bij toerbeurt bepaalde activiteiten verricht, zoals daar zijn:

  • coördinerende bezigheden;
  • handwerk als bewerken van boeken (bij een drukkerij);
  • dienstverlenende bezigheden (telefoon aannemen).

Ook wordt er van anarchistisch recht gesproken in de context van internationale politieke actiegroepen. Als voorbeeld daarvan dient de coalitie van zulke groepen binnen de Peoples’ Global Action (PGA), die met een aantal organisatiebeginselen werkt. Deze beginselen vindt men terug in bepalingen, waarmee beoogd wordt vorming van hiërarchie te voorkomen. Zo luidt een van de bepalingen: geen enkele organisatie of persoon vertegenwoordigt de PGA, noch vertegenwoordigt de PGA enige organisatie of persoon. Op die manier worden coördinatie en communicatie gestimuleerd en overheersing van de ene over de andere groep ontmoedigd. Verder vindt men er regels om comités in het leven te roepen die internationale conferenties organiseren, waarbij die regels tevens de macht van deze comités beperken.[2]

Het blijkt dus een misvatting te zijn, zo mag de conclusie luiden, dat binnen het anarchistische denken het gebruik van recht en het beoefenen van rechtspleging onbestaanbaar is. Waar anarchisten van toen en nu zich onverminderd tegen verzetten is van staatswege ingeroepen ‘klassenjustitie’. Zij verzetten zich niet tegen diplomatieke en arbitrale conflictoplossing door een persoon of een groep personen, die geacht wordt geïnformeerd te zijn over de oriëntatieschema’s van waaruit partijen handelen. Waarom dan toch het bestaan van die hardnekkige misvatting?

Het anarchisme staat een vrije, antikapitalistische samenleving voor. De redelijkheid ervan is angstaanjagend voor Sire-systemen van welke hoedanigheid ook. De ideologen van die systemen stellen daarom het anarchisme als utopisch voor (of, om meer vrees aan te jagen, als terroristisch). Dat wordt vooral gevoed door een bepaalde voorstelling van zaken: het anarchistisch maatschappijmodel kent geen recht en wijst elke verplichting af. Zo’n maatschappij kan niet functioneren, is dan de conclusie. Men heeft met zwevers (of plegers van aanslagen) van doen… zo stellen de tegenstanders het voor. En met hun veroordeling van utopisch, drukken zij uit: Wij willen het niet.[3]

Met dit alles wil ik niet zeggen dat men van (geschreven) recht gebruik moet maken. Maar ook al denkt men zonder te kunnen, dan nog treden er in (regelmatige) sociale contacten tussen mensen vormen van ‘regelgeleid gedrag’ op (sociale contacten als bron van recht). Dit betreft dan een ongeschreven vorm van recht. Indien men het recht begrijpt als het geheel van regels met het oog op het ‘mogen’ en ‘moeten’ van samenlevende mensen, dan is de samenleving de grondslag van de rechtsregels.[4]

Veroveringsstaat

In een langdurig historisch proces heeft men de staat in de plaats weten te stellen van de samenleving. De staat is historisch een veroveringsstaat, waarvan de Duitse socioloog en econoom Franz Oppenheimer (1864-1943) in zijn boek De Staat (1908) de sociaalhistorische geschiedenis heeft geschreven: de staat is op roof gebouwd! Dat eenzijdig interveniërende karakter zit nog steeds in het begrip statelijkheid, dat wil zeggen: in de vorm van eenzijdige gezagsbinding. Dat is het samenleven van mensen gaan beheersen.

Het instituut staat verschijnt dus nog steeds als ‘overweldiger’.[5] In vele statelijke bestuurs- en strafwetten toont hij zijn gewelddadige kant, met name indien de toepassing van die wetten tot doel heeft mensen te breken, te vernederen, te infantiliseren. Daar tekent zich de pathologie van het bestaande systeem af. Terecht is hier sprake van tirannie of beter van een ‘totalitaire stand van zaken’, een verwoording die ik ontleen aan de Franse jurist en psychoanalyticus Pierre Legendre.[6]

De aandacht voor niet-statelijk en anarchistisch recht dat hier aan de orde is geweest, heeft zijn nut voor zover men (anarchisten bijvoorbeeld) er gebruik van kan en wil maken in hedendaagse, door mensen zelf gecreëerde situaties (in door hen als libertair gepresenteerde organisatievormen). Het heeft eveneens een functie in de discussie, waarin anarchisten verweten krijgen zich volledig van ‘het recht’ te distantiëren. Wat overigens, zoals we zagen, geenszins het geval is. Met het oog op een toekomstige situatie zijn er zelfs ontwerpen van grondwetten gemaakt.[7]

Door op dit laatste te wijzen stel ik niet de realiteitswaarde ervan aan de orde, maar vraag ik aandacht voor het feit dat er aan gedacht is om er een opzet voor te leveren. En, akkoord, de actuele maatschappelijke omstandigheden nopen ons ertoe dat wij ons niet laten afleiden een fundamentele kritiek te formuleren aangaande die actualiteit. Die zal evenwel in het perspectief moeten staan van de gewenste verandering van de actuele situatie. Dat perspectief moet men dan wel weten te schetsen…

De strijd voor een libertaire samenleving is dus nog steeds noodzakelijk om te worden gevoerd. Het is geen gemakkelijke opgave. In een interview, enkele jaren voor zijn overlijden, erkende Agnoli: ‘Wanneer dat niet zo zwaar zou zijn, hadden we allang de vrijheid en gelijkheid bereikt’.[8] We zitten dus nog steeds in de fase van het kritiseren van die actuele situatie.

Voetnoten

  • [1] M. Kriele, Recht als praktische Vernunft, Göttingen, 1979, p. 44, 53.
  • [2] De voorbeelden zijn ontleend aan de site: http://encyclopedia.kids.net.au/page/an/Anarchist_law?title=Consensus_minus_one. Zie ook de Engelstalige Wikipedia, het lemma: Anarchist law.
  • [3] Zie het interview van Colin Ward en anderen met Paul Goodman, ‘Utopian means they don’t want to do it’, in: Anarchy, nr. 85, Vol 8, maart 1968, p. 87-89.
  • [4] Men kan dit lezen via de weg van het Romeinse recht, zoals J. ter Heide dit verwoordt in zijn boek Kort begrip van Romeins recht, Amsterdam/Brussel, 1967, p. 2.
  • [5] De literatuur aangaande het proces van ‘staatsvorming’ en ‘staatsgeweld’ is enorm. Het usurpatoire karakter is talloze malen beschreven, zowel door anarchistische als door andere auteurs. Ik verwijs slechts naar enkele teksten, zoals: M. Bakoenin, Statelijkheid en anarchie (1873), verschillende edities; P. Kropotkin, De staat – zijn historische rol (1897), verschillende edities; F. Oppenheimer, Der Staat (1908); Ch. Tilly, Coersion, Capital and European States AD 990-1992, Oxford, 1992.
  • [6] In het totalitarisme is namelijk de eigen wil (van de persoon) geofferd. Legendre merkt dit op als hij over ‘politieke communicatie’ spreekt, maar waar het in feite gaat over de controle op het gesprokene en over allerlei vormen van ‘toezicht’; zie P. Legendre, ‘Droit, Communication et Politique’, interview met D. Dayan en J.-M. Ferry, in: Hermès, nr. 5-6, 1989, p. 30.
  • [7] Zie bijvoorbeeld A. Schreider, Die föderative Räterepublik, Verfassung, Entwurf und Denkschrift, Berlin, z.j. (1919); P. Besnard, Le monde nouveau, Organisation d’une société narchiste, Paris, z.j. (1934), (recente vierde herdruk).
  • [8] J. Agnoli geïnterviewd in: Neues Deutschland, 9-10 mei 1998, p. 14.
namespace/anarchisme_en_recht_v_-_de_samenleving_vormt_de_grondslag_van_rechtsregels.txt · Laatst gewijzigd: 12/03/20 15:59 door defiance