Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:politiek_der_internationale

Politiek der Internationale

Door Michael Bakoenin

  • Oorspronkelijke titel: Politique de l’internationale
  • Verschenen: 1869
  • Bron: Politiek der Internationale, Pileus, Haarlem 1961(?); Voor het eerst verschenen in L'Égalité, August 7, 14, 21 en 28 1869
  • Vertaling: onbekend
  • Digitalisering, modernisering, correctie en aanvulling: Tommy Ryan

De politiek van de Internationale bestaat uit vier artikelen die door Bakoenin werden geschreven voor L'Égalité (vert. De Gelijkheid), het orgaan van de Franstalige libertaire Romaanse Federatie van de Internationale Arbeidersassociatie. De artikelen verschenen tussen 7 en 23 augustus 1869 en spreken een taal die populair was onder de arbeiders van die tijd.

Bakoenin zet in eenvoudige taal de basisprincipes van de Internationale Arbeidersassociatie (ook bekend als de Eerste Internationale) uiteen en bediscussieert daarna de aard van de bourgeoisie en diens verhouding tot de die organisatie, het parlementarisme en problemen die daarmee gemoeid gaan. Zijn scherpzinnige opmerkingen over politici uit de arbeidersklasse, verburgerlijkte arbeiders en de bourgeoisie in het algemeen, zijn nog altijd geldend. Bakoenins praktische voorstellen tonen hoe goed hij de geest van de eenvoudige arbeider begreep.

In zijn artikelen maakt verwijst Bakoenin naar de “Juni-” en “Decemberdagen”, wat om enige toelichting vraagt. De revolutie van 1848 begon op 24 februari met een opstand van de Parijse arbeiders. Toen de regering viel, trad Koning Louis Philippe af, vluchtte hij naar Engeland en werd de Tweede Republiek uitgeroepen. Toen het Nationale Arbeidsprogramma voor de werklozen mislukte, brak er een nieuwe opstand uit van honderdduizenden hongerende Parijse arbeiders. Deze opstand werd hard neergeslagen door generaal Cavaignac, die dictatoriale aspiraties had binnen de republikeinse Nationale Vergadering. Deze slachtpartij, waarbij zo'n 10.000 doden en gewonden vielen, vond plaats tussen 22 en 24 juni en werd bekend als de Junidagen.

De “Decemberdagen” symboliseren het bestijgen van de troon door Louis Napoleon (welke later bekend zou worden onder de naam Keizer Napoleon III). In het referendum van 10 december werd hij met de steun van de landarbeiders en de reactionaire burgerlijke klassen verkozen tot president van Frankrijk. Radicalen werden door hem verbannen of gevangengezet, evenals liberale democraten en de republikeinse oppositie. Naar de woorden van Bakoenin stelde hij de “heerschappij van het Cesarisme en militarisme in”.


Politiek der Internationale

I.

Als een nieuw lid tot de Internationale toetrad, werd hem niet gevraagd of hij een godsdienst had dan wel atheïst was, ook niet of hij tot de ene of andere politieke partij behoorde. Men vroeg hem alleen: “Ben u arbeider of als u het niet bent, acht u het dan noodzakelijk en voelt u uzelf in staat om zonder vooroordelen de zaak van de arbeiders te begrijpen en u met hem te identificeren en wel door u af te wenden van alles, wat tegenover haar komt te staan?”

Ziet u dat de arbeiders, die alle rijkdommen van de aarde maken, de scheppers zijn van de beschaving, die voor de burgerij alle vrijheden veroverd hebben, gedoemd zijn tot ellende, onwetendheid en slavernij? Begrijpt u dat de hoofdoorzaak van al het lijden dat de arbeiders te verdragen hebben, hun armoede is en dat deze armoede die ’t lot is van alle arbeiders van de wereld, een noodzakelijk gevolg is van de tegenwoordige economische organisatie van de maatschappij en vooral de arbeid onderworpen aan het juk van het kapitaal, d.w.z. van de bourgeoisie?

Heeft u begrepen dat er een onverzoenlijke vijandschap bestaat tussen het proletariaat en de bourgeoisie, want zij is een noodzakelijk gevolg van beide posities in de maatschappij? Dat de voorspoed van de burgerlijke klassen onverenigbaar is met de welvaart en de vrijheid van de arbeiders, want deze buitengewone voorspoed is en kan slechts gegrondvest zijn op de uitzuiging en onderdrukking van de arbeiders en dat daarom de vernietiging van de bourgeoisie als bijzondere klasse absoluut noodzakelijk is voor het opkomen en de menswaardigheid van de arbeidersmassa?

Dat bijgevolg de strijd tussen het proletariaat en de bourgeoisie onafwendbaar is en slechts eindigen kan met de vernietiging van de laatste?

Heeft u begrepen dat geen arbeider, al is hij nog zo intelligent en energiek, in staat is alleen op te treden tegen de zo goed georganiseerde macht van de burgerij, een macht die voornamelijk vertegenwoordigd en beschermd wordt door de organisatie van de staat, van alle staten? Dat u uzelf, om sterk te zijn, aaneen moet sluiten met anderen; niet met de bourgeois, dat zou een domheid of een misdaad uwerzijds zijn, want de gehele bourgeoisie is als zodanig een onverzoenlijke vijand; ook niet met die trouweloze arbeiders, die laf genoeg zouden zijn een glimlach of een welwillendheid van de bourgeoisie af te bedelen, maar met eerlijke en dappere arbeiders, die blijkbaar datgene willen wat u wilt?

Heeft u begrepen dat met het oog op de vreselijke coalitie van alle bevoorrechte klassen, van alle bezitters en kapitalisten en van alle staten van de aarde een geïsoleerde arbeidersvereniging, hetzij plaatselijk, hetzij nationaal, zelfs de arbeiders van een van de grote Europese staten, nooit de zegepraal zou kunnen behalen en dat om deze coalitie te weerstaan en de zegepraal te kunnen bevechten, niet minder nodig is dan de aaneensluiting van alle arbeidersorganisaties, lokale en nationale in één wereldverbond, dat de internationale vereniging van de arbeiders van alle landen noodzakelijk is?

Als u dit weet, als u dit alles goed hebt begrepen en als u dit werkelijk wilt, kom dan tot ons, wat overigens uw politieke en godsdienstige overtuigingen ook zijn. Maar om u te kunnen opnemen, moet u beloven:

  1. uw persoonlijke belangen; zelfs die uwer familie, evenals uw politieke en godsdienstige overtuigingen en handelingen ondergeschikt te maken aan het hoogste belang onzer vereniging; de strijd van de arbeid tegen het kapitaal, van de arbeiders tegen de bourgeoisie op economisch gebied;
  2. nooit voor persoonlijk voordeel tot een vergelijk te komen met de bourgeois;
  3. nooit te trachten om u individueel, alleen voor uw eigen persoon, boven de massa van de arbeiders te verheffen, want dit zal u direct tot een bourgeois maken, een vijand en uitbuiter van het proletariaat, want het gehele onderscheid tussen de bourgeois en de arbeider bestaat daarin, dat de eerste zijn geluk zoekt buiten de gemeenschap, terwijl de proletariër de solidariteit zoekt van allen die werken en uitgebuit worden door het kapitalisme;
  4. steeds trouw te blijven aan de solidariteit van de arbeiders, want het geringste verraad gepleegd aan deze solidariteit zal door de Internationale beschouwd worden als de grootste laagheid die een arbeider kan begaan; In één woord, u verplicht uzelf openlijk en vrij onze algemene statuten te erkennen en neemt de plechtige verplichting op u, om uw toekomstig leven en uw handelingen daarmede in overeenstemming te willen brengen.

Wij menen, dat de stichters van de Internationale zeer verstandig gehandeld hebben door alle politieke en godsdienstige vragen uit het program te houden. Ongetwijfeld heeft het hunzelf niet ontbroken aan politieke en scherp geformuleerde anti-godsdienstige inzichten, maar zij hebben ervan afgezien ze in hun program op te nemen, want hun hoofddoel was om vóór alle dingen de arbeidersmassa van de gehele wereld te verenigen tot een gemeenschappelijke actie. Zij hebben noodzakelijkerwijze moeten zoeken naar een gemeenschappelijke grondslag, naar een reeks eenvoudige beginselen, die alle arbeiders, hoe verschillend hun meningen ook waren op politiek en godsdienstig gebied, wanneer zij slechts werkelijke arbeiders, d.w.z. voortdurend uitgezogen en lijdende mensen waren konden erkennen.

Het insluiten van het anti-godsdienstig en politieke programma van enige groep of partij in het programma van de Internationale, zou in plaats van de Europese arbeiders te verenigen, hen nog meer verdeeld hebben dan zij nu al zijn… gebruik makend van de onwetendheid van de arbeiders, zijn de geestelijken, de regeringen en alle burgerlijke politieke partijen, de meest linkse niet uitgesloten, er in geslaagd de arbeider te indoctrineren met een hoeveelheid valse denkbeelden, met als enig doel de hen zo te hersenspoelen, dat zij zich vrijwillig tegen hun eigen belangen in ten dienste van de bevoorrechte klassen stellen.

Overigens bestaat er nog een te groot verschil in de ontwikkeling op politiek, intellectueel, industrieel en zedelijk gebied tussen de arbeidersmassa's in de verschillende landen om hen te kunnen verenigen in één en hetzelfde politiek of anti-godsdienstig programma. Zo'n programma voor de Internationale samen te stellen en daaruit een vaste voorwaarde te stellen tot de toetreding, dat zou zijn een sekte te organiseren en niet een wereldvereniging te maken. Dat zou het einde van de Internationale betekenen.

Er bestond nog een andere grond, die formeel, en slechts formeel, aanleiding gaf om elke politieke tendens uit het program van de Internationale uit te schakelen. Tot op heden heeft er nog geen werkelijke politiek van het volk bestaan en wij verstaan onder het woord 'volk' de lagere klassen, het “arbeiderskanailje”, de armste arbeiders wiens arbeid de wereld voedt; er bestond slechts een politiek van de bevoorrechte klassen, nl. van die klassen, die zich bediend hadden van de spierkracht van het volk om elkaar wederkerig te onttronen en de ene voor de andere te vervangen. Het volk zijnerzijds heeft nooit anders positie genomen voor de ene tegen de andere dan in de stille verwachting, dat minstens een van die politieke revoluties, waarvan er geen enkele buiten het volk gemaakt kan worden, verlichting zou hebben gebracht voor de eeuwenlange ellende. En steeds werd het bedrogen. Zelfs de grote revolutie heeft het bedrogen. Zij heeft de aristocratie gedood en de burgerij in haar plaats gesteld. Het volk is niet slaaf noch lijfeigene, het wordt als vrij geboren van rechtswege verklaard, maar feitelijk zijn diens slavernij en ellende dezelfde gebleven.

En zij zullen steeds dezelfde blijven zolang als de arbeidersmassa voortgaat dienst te doen als instrument voor de politiek van de bourgeoisie, onverschillig of deze zich conservatief, liberaal, vooruitstrevend of radicaal noemt, ja zelfs wanneer zij de meest revolutionaire allures van de wereld zou aannemen. Want alle burgerlijke politiek, wat haar naam ook is, kan in de grond van de zaak geen ander doel hebben dan de instandhouding van de heerschappij van de bourgeoisie en bourgeois heerschappij betekent de slavernij van het proletariaat.

Wat moest de Internationale dus doen? Eerstens moest zij de arbeidersmassa los maken van elke burgerlijke politiek, zij moest alle politieke programma's uit haar programma verwijderen. Maar tijdens haar vestiging bestond er geen andere politiek dan die van de kerk, van de monarchie, van de aristocratie en van de bourgeoisie, de laatstgenoemde, vooral die van de radicale bourgeoisie, was ongetwijfeld liberaler en menselijker dan de anderen. Maar allen, de ene zowel als de andere, was gebaseerd op de uitzuiging van de arbeidersmassa, had in werkelijkheid geen ander doel dan elkander het monopolie van deze uitbuiting van de arbeidersmassa te betwisten. De Internationale moest dus daarmede beginnen het terrein te zuiveren en daar alle politieke richtingen, van het standpunt van de bevrijdingsoorlog van de arbeid, toentertijd vermengd waren met reactionaire elementen, moest zij eerst uit haar midden alle politieke stelsels verbannen, opdat zij op de puinhopen van de burgerlijke wereld de ware arbeiderspolitiek, de politiek van de Internationale, kon oprichten.

Égalité, 7 augustus 1869

II.

De stichters van de Internationale handelden des te verstandiger door ervan af te zien enig politiek of wijsgerig beginsel te maken tot grondslag van de vereniging en daar als enig fundament uitsluitend de economische strijd van de arbeid tegen het kapitaal aan te nemen. Zij waren er zich van bewust dat van het ogenblik af, waarop een arbeider zijn voet zette op dit terrein, op het ogenblik waarop hij vertrouwende op zijn recht en de numerieke sterkte zijner klasse, zich met zijn medearbeiders verenigde tot de solidaire strijd tegen de bourgeoisuitzuiging, hij noodzakelijk door de macht van de verhoudingen zowel als door de ontwikkeling van de strijd zelf komen moest tot de erkenning van alle politieke, sociale, en wijsgerige beginselen van de Internationale; feitelijk waren deze beginselen niets anders dan de ware uitdrukking harer opvatting en doel.

Wij hebben eerst deze beginselen toegelicht. Uit politiek en sociaal gezichtspunt bezien hebben zij noodzakelijkerwijs de afschaffing van de klassen tot gevolg, bijgevolg die van de bourgeoisie, die heden de heersende klasse is; de afschaffing van alle territoriale staten, van alle politieke vaderlanden en op de puinhopen daarvan de oprichting van de grote internationale federatie van alle producerende groepen, nationale zowel als lokale.

Uit wijsgerig oogpunt bezien gaat het om niets minder dan om de verwerkelijking van de gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid op aarde; daardoor kwam men er vanzelf toe alle hemelse vertroostingen en alle verwachtingen op een betere wereld als geheel doelloos te verklaren met eveneens tot noodzakelijk gevolg de afschaffing van de godsdienst en van alle godsdienststelsels.

Als u de onwetende, door de dagelijkse arbeid afgebeulde en gedemoraliseerde arbeiders die door de valse dogma's om zo te zeggen geestelijk vergiftigd is, met volle handen uitgestrooid door de heersende kaste in vereniging met alle bevoorrechten, priesters en adellijken en bourgeoisie, eerst deze twee doeleinden voor ogen houdt, dan zouden zij zeker gechoqueerd zijn en die afwijzen, zonder te vermoeden dat al die denkbeelden niets anders zijn dan de zuiverste uitdrukking van hun eigen belangen, dat deze doeleinden de vervulling hun vurigste wensen en omgekeerd de godsdienstige en politieke vooroordelen, waardoor zij die afwijzen, de directe oorzaak en de verlenging van hun knechtschap en armoede zijn.

Men moet een goed onderscheid maken tussen de vooroordelen van de volksmassa en die van de bevoorrechte klasse. De eerste worden alleen door hun onwetendheid veroorzaakt en staan lijnrecht tegenover hun belangen, terwijl die van de bourgeoisie juist op het belang die klasse berusten en niet eens in stand kunnen worden gehouden door de ontbindende daadkracht van de burgerlijke wetenschap, maar niet alleen door het gemeenschappelijk egoïsme van de bourgeoisie in stand blijven. Het volk wil veel, maar het is onkundig. De bourgeoisie weet wel maar zij wil niet. Welk van beide kwalen is ongeneeslijk? Ongetwijfeld die van de bourgeoisie.

Er bestaat een algemene regel die zegt: “men kan alleen die mensen bekeren, die reeds in hun gevoelens of door de aard hunner levensverhoudingen, hetzij innerlijk hetzij uiterlijk, datgene in zich hebben, dat u hun wilt geven. Nooit zult u hen bekeren, die de noodzakelijkheid van een verandering niet voelen en ook niet hen, die hoewel zij wensen uit hun zo treurige toestand te geraken, door hun zedelijke, verstandelijke en sociale gewoonten daartoe gedreven worden een beteren levenstoestand te zoeken in een wereld die gebaseerd op ideeën tegengesteld aan die van u.”

Ik verzoek u, beproeft eens een adellijke heer, die streeft naar rijkdom, tot het socialisme te bekeren of een bourgeois die graag van adel zou zijn, of een arbeider wiens hele ziel vervuld is van de gedachte een bourgeois te worden. Je kunt een intellectuele snob niet overtuigen, noch een zelfverklaarde “geleerde” die met zijn kennis praalt nadat hij een paar boeken heeft gelezen. Zulke mensen kijken met minachting en arrogantie naar de ongeletterde massa's en stellen zich voor een nieuwe dominante kaste te vormen.

Argument noch propaganda zal in staat zijn deze ongelukkigen te bekeren. Er is slechts één middel om hun weerstand te overwinnen en dat is door actie; de brede wegen naar bevoorrechte posities, uitbuiting en heerschappij de pas af te snijden. Alleen de Sociale Revolutie, die alles wegvaagt dat in deze wereld ongelijkheid schept, zal hen dwingen zal hen tot rede brengen en hen aanmoedigen hun geluk in de gelijkheid en de solidariteit te zoeken.

Dit is anders voor de werklieden. Daaronder versta ik al degenen die onder de last van de arbeid zuchten, allen wier lot zo erbarmelijk en ellendig is, dat zij enkel nooit betere levensomstandigheid kunnen te veroveren (of slechts in zeer uitzonderlijke gevallen)… Hieronder vallen ook die enkele bijzondere en warme arbeiders die de mogelijkheid hebben zich uit de arbeidersklasse te verheffen en maar daarvan geen gebruik willen maken en er de voorkeur aan geven nog langer solidair de bourgeois-uitbuiting met hun kameraden te delen dan zelf uitbuiter te worden. Deze te bekeren is niet nodig, het zijn de ware socialisten.

Wij spreken over de grote massa van de arbeiders, die afgemat door de dagelijkse arbeid, onwetend en ellendig zijn. Want welke politieke en godsdienstige vooroordelen men hun ook ingestampt en waarmede men gedeeltelijk ook in zover succes heeft gehad, dat zij in hun gedachtewereld don voorrang hebben, deze arbeiders zijn socialisten zonder het te weten. In de grond van hun gevoel en ook krachtens hun levenstoestand zijn zij in de werkelijkheid veel meer socialisten dan alle wetenschappelijke en burgerlijke socialisten bij elkaar genomen. Zij zijn het door de gehele verhoudingen van hun materieel bestaan, door hun geheel lichamelijke behoeften, tenzij de laatstgenoemde het zijn krachtens hun geestelijke behoeften en in het werkelijke leven hebben de lichamelijke behoeften veel meer betekenis dan de geestelijken. Hot geestelijke is in zijn wezen altijd de uitdrukking van het lichamelijke, een weerkaatsing zijner voortdurende ontwikkeling, maar nooit zijn beginsel.

Wat de arbeider ontbreekt, dat is niet de werkelijke noodzakelijkheid van socialistisch verlangen maar slechts de socialistische geest. Wat elk arbeider inden grond van zijn hart verlangt: een eenvoudig menselijk bestaan van materieel welzijn en intellectuele ontwikkelingsmogelijkheid, gegrond op rechtvaardigheid, d.w.z. op gelijkheid en vrijheid zowel van het individu als van allen in de arbeid - dat kun in de tegenwoordige politieke en sociale wereld niet vervuld worden, daar deze gegrondvest is op de onrechtvaardigheid en de cynische uitbuiting van de arbeidersmassa. Dus elk werkelijk arbeider is noodzakelijkerwijze een revolutionair socialist, want zijn bevrijding kan alleen verwerkelijkt worden door het neerhalen van al hetgeen nu bestaat. Een van beiden: óf deze organisatie van de onrechtvaardigheid met het gehele apparaat van ongelijke wetten en bevoorrechte instellingen moet verdwijnen óf de arbeidersmassa's zullen gedoemd blijven tot eeuwigdurende slavernij.

Dat is socialistisch denken, waarvan de kiem aanwezig is in het gevoel van de werkelijke arbeider. Het doel moet dus zijn hem zijn eigen willen tot helder bewustzijn te brengen, zijn geest in zoverre op te wekken dat deze overeenstemt met zijn gevoel, want op het ogenblik, waarop het denken van de arbeidersmassa opgeheven wordt op de hoogte van hun gevoel, zal hun wil zich vestigen en haar macht zal onweerstaanbaar zijn.

Wat belet nu nog de snellere ontwikkeling van dit heilzaam denken bij de arbeidersmassa? Hun onwetendheid en grotendeels de politieke en godsdienstige vooroordelen, waarmede de daarbij geïnteresseerde klasse zich nu nog bemoeien om het bewustzijn en het natuurlijk verstand van de arbeiders te verduisteren. Hoe deze onwetendheid te overwinnen, hoe de valse vooroordelen te verwoesten? Zal men dit lukken door scholing en propaganda?

Propaganda en scholing zijn prima middelen, maar ze zijn ontoereikend. De geïsoleerde arbeider is te afgemat door de arbeid en de dagelijkse zorgen om voldoende tijd te hebben voor scholing. En wie zal deze propaganda bedrijven? Zullen het de weinige socialisten zijn die recentelijk zijn voortgekomen uit de bourgeoisie? Zij zijn ongetwijfeld gedreven en vol goede wil, maar te gering in aantal om effectief propaganda te maken onder de massa’s.

Daarnaast zullen de arbeiders, door hun positie, op zijn best wantrouwend staan tegenover de propaganda van intellectuelen die een geheel andere achtergrond hebben en uit een vijandelijk milieu komen. De statuten van de Internationale stellen: “De bevrijding van de arbeidersklasse moet het werk zijn van de arbeiders zelven”. En met het volste recht staat het daar. Het is de voornaamste grondslag van onze grote vereniging. Maar de arbeiders weten weinig van theorie en zijn niet in staat om de werkelijke betekenis van dit principes te begrijpen. Daarom blijft slechts één weg over, dat is die van de bevrijding door de praktijk. Dat vraagt om de volledige solidariteit van de arbeiders in hun strijd tegen hun bazen, door de vakbonden en door het opbouwen van de weerstandskassen.

Égalité, 14 augustus 1869

III.

Wanneer de Internationale zich eerst toegevend toonde tegenover de conservatieve en reactionaire denkbeelden op politiek en godsdienstig gebied, zodat de arbeiders in hun midden opgenomen kunnen worden, dan geschiedt dit niet uit onverschilligheid tegenover die denkbeelden. Men kan haar daarvan niet beschuldigen, omdat zij met alle kracht elk reactionair denkbeeld afwees en verafschuwde: dit lag juist ingesloten in het beginsel van de Internationale zoals wij vroeger hebben aangetoond.

Deze toegevendheid werd door verstandig beleid voorgeschreven. Ze argumenteerden […] dat een arbeider die zelf betrokken is in de strijd zich noodzakelijkerwijs zal realiseren dat er een onbeteugeld antagonisme bestaat tussen de […] reactie en zijn grootste aspiraties […] en dat wetende, zal hij zich openlijk tot revolutionair socialist verklaren.

Anders is dit gesteld met de bourgeoisie. Al hun belangen staan vijandig tegenover de economische hervorming van de maatschappij. En als hun ideeën daar tegenin gaan, zijn zij reactionairen, of, zoals men tegenwoordig beleefd zegt: “gematigd”. Zij zullen altijd reactionairen blijven en het is noodzakelijk hen buiten de Internationale te houden. Een arbeider kan de oprechte bourgeois die lid van de Internationale wilt worden, herkennen aan de relaties die deze onderhoudt met de burgerlijke wereld. De overgrote meerderheid van de burgerlijke kapitalisten en landeigenaren, zij die de moed hebben om openlijk hun afkeer over de arbeidersbeweging te verkondigen, zijn op z'n minst resolute en oprechte vijanden en minder gevaarlijk voor de Internationale dan de hypocrieten.

Maar er bestaat ook een andere categorie van bourgeois, die dezelfde moed en openhartigheid niet hebben. Vijanden der sociale liquidatie (de afschaffing van de autoritaire en uitbuitende instituties) verdedigen zij, net als de reactionaire bourgeoisie, de instituties die verantwoordelijk zijn voor de slavernij ven het proletariaat en presenteren zich nog altijd als de apostelen van de bevrijding van de arbeidersklasse.

De radicale en liberale burgerlijke socialisten die de Vredes- en Vrijheidsbond stichtten behoren tot deze categorie. In het eerste jaar, 1867, heeft de bond socialisme met schrik afgewezen. Afgelopen jaar, 1868, heeft de bond op het Congres te Bern het beginsel van de economische gelijkheid overweldigend afgewezen. Nu de bond in 1869, zijn einde voelt naderen en diens dood nog iets wilt uitstellen, heeft deze eindelijk begrepen dat geen publiek bestaan mogelijk is zonder het binnenhalen van de sociale kwestie. Nu moeten zij zich “socialisten”. Maar zij zijn burgerlijke socialisten, d.w.z. dat zij alle sociale vragen willen oplossen op de basis van de sociale gelijkheid. Zij willen de grondrente op kapitaal en de huur van land in stand houden en nog steeds voor de emancipatie van de arbeiders oproepen.

Wat geeft hen aanleiding zo’n hopeloze en belachelijke zaak te ondernemen? Het grootste gedeelte van de bourgeoisie is de heerschappij van het Caesarisme en het militarisme, die zij met de revolutie van 1848 in het zadel hielpen uit angst voor het proletariaat, zat.

Men hoeft zich enkel de Junidagen te herinneren, voorbode voor de Decemberdagen, toen de Nationale Vergadering met één stem de illustere en heroïsche socialist Proudhon verdoemde – de enige die de moed had om de rabiate kudde burgerlijke conservatieven, liberalen en radicalen te trotseren. U mag ook niet vergeten dat zich onder zijn verraders ook een aantal burgers bevonden, die vandaag militanter dan ooit zijn. Zij hadden hun revolutionaire vuurdoop tijdens de strafvervolgingen in de Decemberdagen en velen van hen zijn sinds dien martelaren voor de vrijheid geworden. Maar, ondanks deze eerbiedwaardige uitzonderingen, is de gehele bourgeoisie – inclusief de radicale bourgeoisie – zelf verantwoordelijk voor het Caesarisme en militarisme dat zij nu verafschuwen. Nadat ze deze elementen tegen het proletariaat hebben gebruikt, willen zij zich hier nu van ontdoen. Waarom? Omdat het regime hen heeft vernederd en nu hun belangen schaadt. Maar hoe kunnen zij zich bevrijden? Toen waren zij sterk en moedig genoeg om hen te confronteren. Nu zijn ze laf, seniel en machteloos.

Hulp kan alleen van het proletariaat komen. Maar hoe kunnen zij overtuigd worden? Met de belofte van vrijheid en gelijkheid? Die beloftes zullen de arbeiders niet meer beroeren. Zij hebben uit bittere ervaring geleerd dat deze mooie woorden enkel en alleen de voortzetting van een even zo harde economische slavernij betekenen. Er is vandaag geen arbeider meer die niet begrijpt dat economische vrijheid de basis is voor alle andere vrijheden. Aangezien dit het geval is, moet de bourgeoisie nu tot de arbeiders spreken over de economische hervorming van de samenleving.

De burgerlijke leden van de Vrede- en Vrijheidsbond zeiden tot elkaar:

“Akkoord, laten we onszelf socialisten noemen. We moeten de arbeiders sociale en economische hervormingen beloven, maar altijd op voorwaarde dat zij de beschaving respecteren en de almacht van de bourgeoisie, het privé-eigendom en het erfrecht, de grondrente op kapitaal en op land, en alle rest. We moeten een manier vinden waarop we hen kunnen overtuigen dat alleen onder die voorwaarden onze heerschappij gewaarborgd is en (vreemd als het klinkt) de arbeiders zich zo zullen emanciperen. We zullen hen er zelfs van overtuigen dat het om al deze sociale en economische hervormingen mogelijk te maken, uiterst noodzakelijk is om een goede politieke revolutie te hebben, exclusief politiek, zo rood als zij zich zouden kunnen wensen. Als het nodig is zelfs met een geweldige hoeveelheid afgehakte hoofden, maar altijd met een strikt respect voor de onschendbaarheid van eigendom; een geheel Jakobijnse revolutie; kortom… we zullen onszelf meesters van de situatie maken en dan de arbeiders ervan overtuigen dat we daartoe voorbestemt zijn.”

Er is een onmiskenbaar kenmerk waaraan de arbeiders een valse socialist, een burgerlijke socialist kunnen herkennen; als hij zegt dat de politieke vooraf moet gaan aan de sociale en economische transformatie; als hij ontkent dat zij beide op hetzelfde moment moeten plaatsvinden, of zijn schouders optrekt als hem wordt verteld dat de politieke revolutie alleen van betekenis is als deze begint met de volledige, onmiddellijke en directe sociale liquidatie

Égalité, 21 augustus 1869

IV.

Als de Internationale trouw wil blijven aan diens uitgangspunten, kan deze niet van de enige weg tot de overwinning afwijken. Deze moet boven alles de invloed van twee soorten burgerlijke socialisten tegengaan: de verdedigers van de burgerlijke politiek, waaronder ook de burgerlijke bourgeoisie, en de “praktische heren” die met de bourgeoisie samenwerken. De politiek van de Internationale wordt samengevat in de woorden van onze grondverklaring:

“… dat de onderwerping van de arbeid aan het kapitaal de bron is van de politieke moraal en de materiële horigheid, en dat hierom de economische emancipatie van de arbeiders het grote doel is waar elke politieke beweging zich aan moet onderwerpen…”

Het is overduidelijk dat elke politieke beweging die niet de onmiddellijke, directe, onherroepelijke en volledige economische emancipatie van de arbeiders tot doel heeft, en niet helder en onmiskenbaar het principe van de economische gelijkheid verkondigt, bijv. de teruggave van kapitaal aan de arbeid of sociale liquidatie, een burgerlijke beweging is en daarom van de Internationale moet worden uitgesloten. De politiek van de burgerlijke democraten en de burgerlijke socialisten baseert zich op het idee dat de politieke vrijheid de voorwaarde voor economische emancipatie is. Deze woorden hebben kunnen slechts één ding betekenen… De arbeiders moeten zichzelf met de radicale bourgeoisie verenigen om eerst een politieke revolutie door te voeren; pas daarna, later, zullen zij tegen hun voormalige bondgenoten strijden voor een economische revolutie.

Wij wijzen deze rampzalige theorie vriendelijk af. Deze zal de arbeiders enkel weer tot instrument voor hun eigen knechtschap maken en hen opnieuw onderwerpen aan de uitbuiting van de bourgeoisie. Eerst de politieke vrijheid veroveren kan alleen maar betekenen dat de sociale en economische relaties op zijn minst “tijdelijk” ongemoeid blijven. Kortgezegd, de kapitalisten behouden hun rijkdom en de arbeiders hun armoede.

Ons zal verteld worden dat als we politieke vrijheid hebben verworven, het de arbeiders later zal dienen als een instrument om gelijkheid en economische gerechtigheid te winnen. Vrijheid is, natuurlijk een geweldige kracht als de arbeiders de mogelijkheid hebben om er gebruik van te maken – er vanuit gaande dat deze dan ook werkelijk in hun handen is. Als dit niet zo is, zal politieke vrijheid zoals altijd bedrog zijn, fictie. U moet wel in een droomwereld leven wilt u denken dat een arbeider, onder de huidige sociale en economische omstandigheden werkelijk effectief politieke vrijheid kan bedrijven. Hij heeft hiervoor een gebrek aan tijd en middelen.

Wat zagen wij in Frankrijk in de dagen na de revolutie van 1848? Vanuit het politieke standpunt de meest radicale revolutie die men zich kan wensen? De Franse arbeiders waren zeker niet onverschillig noch dom. Toch lieten zij, hoewel zij het universele stemrecht hadden, alles aan de burgerlijke politici over. Waarom? Omdat het hen aan de middelen ontbrak om de politieke vrijheid tot werkelijkheid te maken;… omdat de burgerlijke radicalen en liberalen, inclusief de conservatieven, de nieuwgevormde republikeinen van eergisteren en andere zulke bekeerlingen, plannen smeedden en samenzweerden. De ene helft dankzij inkomen dat zij genereerden uit hun eigendom en lucratieve posities, de andere helft dankzij hun staatsposten waar zij natuurlijk op verbleven en waar zij zich nog sterker achter verschanste als voorheen…

Laat ons aannemen dat de arbeiders, wijzer geworden door ervaring, in plaats van voor de wetgevende vergaderingen de bourgeoisie te verkiezen, eenvoudige arbeiders vanuit hun eigen rangen zou sturen. Weet u wat er dan gebeurt? De nieuwe arbeidersafgevaardigden zullen, overgeplaatst naar een burgerlijke omgeving, alle burgerlijke ideeën en gewoontes opslurpen, deze aannemen en gaan leven. Ze zullen ophouden arbeiders en staatlieden te zijn en in de bourgeoisie veranderen, zelfs nog burgerlijker dan de bourgeoisie zelf. Want de mens maakt niet de omstandigheden; de omstandigheden maken de mens. Wij weten uit ervaring dat burgerlijke arbeiders niet minder egoïstisch zijn dan de burgerlijke uitbuiters, noch minder schadelijk voor de Internationale dan de burgerlijke socialisten noch minder ijdel en belachelijk dan de geadelde bourgeoisie.

De arbeiders oproepen om de politieke vrijheid te veroveren zonder eerst het brandende vraagstuk van het socialisme aan te raken, zonder het woord waar de bourgeois van siddert uit te spreken: de sociale liquidatie, is eenvoudigweg te stellen: “Verover eerst deze vrijheid voor ons, opdat wij ons er later beter van kunnen bedienen tegen u.”

Omdat de burgerlijke socialisten zich heden ten dage bezighouden om met het lokmiddel van het socialisme een machtige arbeidersagitatie te ontplooien ten einde de politieke vrijheid te veroveren, een vrijheid die, zoals wij daareven gezien hebben, de bourgeoisie enkel voordeel brengt; omdat de arbeidersmassa's, tot inzicht gekomen van hun positie, opgehelderd en geleid door het beginsel van de Internationale, zich werkelijk organiseren en beginnen een werkelijke, niet nationale maar internationale macht te worden; niet om de zaken van de bourgeoisie, maar hun eigen zaken te regelen; en omdat er net als voor de bourgeoisie, een revolutie nodig is om dit ideaal van een algehele politieke vrijheid met republikeinse inrichtingen te verwerkelijken, maar geen revolutie zonder de macht van het volk kan lukken, is het noodzakelijk de arbeidersklasse stopt de hete kastanjes uit het vuur te halen voor de heren van de bourgeoisie, en van nu af aan een revolutie maken die alleen de overwinning van het volk dient, voor al diegenen die zwoegen tegen diegenen de arbeid uitbuiten.

Getrouw aan haar beginsel zal de Internationale nooit haar steun uitspreken noch haar hulp verlenen aan een politieke agitatie, die niet duidelijk en direct de volledige economische bevrijding van de arbeiders tot doel heeft, d.w.z. de afschaffing van de bourgeoisie als een klasse die economisch gescheiden is van de massa van de bevolking, noch evenmin tot een revolutie, die niet van de eerste dag af aan op haar vaandel schrijft: sociale liquidatie.

Maar revoluties laten zich niet improviseren. Zij worden noch willekeurig door individuen noch zelfs door de machtigste verenigingen gerealiseerd. Onafhankelijk van alle wil en van alle samenzweringen ontstaan zij steeds door de natuurlijke macht van de feiten. Men kan haar vooraf zien aankomen, menigmaal haar nadering voelen, maar nooit haar uitbarsting kunstmatig versnellen. Overtuigd van deze waarheid stellen wij onszelf deze vraag “welke politiek moet de Internationale volgen gedurende deze min of meer lange tijdsperiode, die ons gescheiden houdt van die overweldigende Sociale Revolutie waar iedereen op wacht?”

Volgens haar statuten onthoudt zij zich van elke nationale en lokale politiek en zal zij de arbeidersagitatie in alle landen een uitsluitend economisch karakter geven. Zij stelt het volgende doel: vermindering van de arbeidsduur en hogere lonen; het bereid zich voor op stakingen, vormt weerstandskassen en probeert de arbeiders in één organisatie te verenigen.

De Internationale zal een des te krachtigere en energiekere haar propaganda verspreiden, omdat deze principes, de puurste uitdrukking van het collectieve belang van de arbeiders wereldwijd zijn. Ze zijn de ziel en het leven, de dynamische kracht van onze organisatie. Zij zal haar propaganda verspreiden zonder acht te nemen voor de gevoeligheden van de bourgeoisie, zodat elke arbeider die opstaat uit de intellectuele en morele ellende waarin hij gevangen werd, begrijpt in welke situatie hij zichzelf bevindt, wat hij wil en wat hij moet doen; onder welke voorwaarden hij zijn recht als mens kan verwerven. De Internationale zal diens propaganda met nog meer energie moeten verspreiden, want zelfs binnen de Internationale komen wij invloeden tegen die minachting tonen voor deze uitgangspunten. Zij doen deze af als lege, zinloze theorie en proberen de arbeiders te misleiden door terug te keren naar het economische en religieuze catechisme van de bourgeoisie.

De Internationale zal zich uitbreiden en krachtig organiseren zodat, als de revolutie door de macht van de feiten uitbreekt, een werkelijke macht is geworden die weet wat haar te doen staat en in staat is om de revolutie in de richting van de door het volk uitgezette aspiraties te leiden; een serieuze internationale organisatie van de arbeidersverbonden aller landen, in staat om de wereld van de staten te vervangen.

Wij eindigen deze beschouwing over de politiek van de Internationale met het weergeven van de laatste paragraaf van de verklaringen van onze algemene statuten:

“de beweging die onder de arbeiders van de industriële landen ontstaat, geeft nieuwe hoop en een plechtige waarschuwing om nooit weer in de oude fouten te vervallen.”

Égalité, 28 augustus 1869

namespace/politiek_der_internationale.txt · Laatst gewijzigd: 15/02/22 20:11 door defiance