Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:twaalf_bewijzen_voor_het_niet_bestaan_van_god

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
namespace:twaalf_bewijzen_voor_het_niet_bestaan_van_god [17/03/20 22:45]
defiance
namespace:twaalf_bewijzen_voor_het_niet_bestaan_van_god [18/03/20 10:14] (huidige)
defiance
Regel 15: Regel 15:
 ===== Voorwoord ===== ===== Voorwoord =====
  
-Na enkele maanden was de eerste druk van dit werkje uitverkocht. De tweede druk gaat thans in vergrote ​oplaag ​de wereld in. En wij twijfelen er niet aan: Spoedig ​zal een derde druk nodig blijken! Want werkelijk, dit werkje en „De Misdaden van God”, van dezelfde schrijver, zijn zeker de beste die op dit gebied geschreven zijn.+Na enkele maanden was de eerste druk van dit werkje uitverkocht. De tweede druk gaat thans in vergrote ​oplage ​de wereld in. En wij twijfelen er niet aan: spoedig ​zal een derde druk nodig blijken! Want werkelijk, dit werkje en „De Misdaden van God”, van dezelfde schrijver, zijn zeker de beste die op dit gebied geschreven zijn.
  
-Wij hopen verder dat het lezen van deze kleine beschouwingen de lezers er toe zal bewegen kennis te maken met Faure’s ​grote werk „Universele Smarten”, verschenen in Serie V van onze „Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling”. In mooie stijl, vlammend van argumenten, treffend door logica en eenvoud, zet F. daarin zijn levensen wereldbeschouwing uiteen.+Wij hopen verder dat het lezen van deze kleine beschouwingen de lezers er toe zal bewegen kennis te maken met Faures ​grote werk „Universele Smarten”, verschenen in Serie V van onze „Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling”. In mooie stijl, vlammend van argumenten, treffend door logica en eenvoud, zet Faure daarin zijn levensen wereldbeschouwing uiteen.
  
 Amsterdam, mei 1920. Amsterdam, mei 1920.
Regel 61: Regel 61:
 Daar zijn zaakgelastigden hier beneden zoo beminnelijk zijn geweest om hem tot in de kleinste bijzonder« heden af te schilderen, trekken wij daar voordeel uit, bezien we hem van nabij, nemen wij het vergrootglas:​ een goed oordeel eist een goede kennis van zaken! Daar zijn zaakgelastigden hier beneden zoo beminnelijk zijn geweest om hem tot in de kleinste bijzonder« heden af te schilderen, trekken wij daar voordeel uit, bezien we hem van nabij, nemen wij het vergrootglas:​ een goed oordeel eist een goede kennis van zaken!
  
-Die God, het is hij die door een enkel gebaar, uit ’t niet alle dingen schiep, die het Zijn heeft te voorschijn geroepen, die, alleen door zijn wil, de beweging in de plaats van de inertie, het universele leven in plaats van de universele dood heeft gesteld... het is de Schepper!+Die God, het is hij die door een enkel gebaar, uit ’t niet alle dingen schiep, die het Zijn heeft te voorschijn geroepen, die, alleen door zijn wil, de beweging in de plaats van de inertie, het universele leven in plaats van de universele dood heeft gesteld... ​//het is de Schepper!//
  
-Die God, ’t is hij, die na deze schepping te hebben volbracht, zich niet terugtrok in zijn vroegere, eeuwige werkloosheid,​ onverschillig voor de verdere loop van de dingen, maar zich verder bezig houdt met zijn werk, er belang in stelt, optreedt als hij ’t nodig oordeelt; regeert, regelt en bestuurt: hij is ook bestuurder of voorzienigheid!+Die God, ’t is hij, die na deze schepping te hebben volbracht, zich niet terugtrok in zijn vroegere, eeuwige werkloosheid,​ onverschillig voor de verdere loop van de dingen, maar zich verder bezig houdt met zijn werk, er belang in stelt, optreedt als hij ’t nodig oordeelt; regeert, regelt en bestuurt: ​//hij is ook bestuurder of voorzienigheid!//
  
 Die God, ’t is hij die, als Hoogste Rechter, elk onzer na de dood voor hem doet verschijnen,​ hem oordelend naar zijn levenswandel,​ de goede en kwade daden Die God, ’t is hij die, als Hoogste Rechter, elk onzer na de dood voor hem doet verschijnen,​ hem oordelend naar zijn levenswandel,​ de goede en kwade daden
  
-in zijn weegschaal legt en in hoogste instantie, zonder beroep, hem verwijst naar een eeuwig gelukkig voortbestaan in de hemel, of naar de vreeslijke, eeuwige martelingen van de hel: hij is dus ook de Rechter, de Overheid!+in zijn weegschaal legt en in hoogste instantie, zonder beroep, hem verwijst naar een eeuwig gelukkig voortbestaan in de hemel, of naar de vreeslijke, eeuwige martelingen van de hel: //hij is dus ook de Rechter, de Overheid!//
  
 Zeggen wij nog dat hij alle hoedanigheden bezit en deze bezit niet in een beperkte, bepaalde hoeveelheid;​ hij bezit ze allen in oneindige grootheid. Zeggen wij nog dat hij alle hoedanigheden bezit en deze bezit niet in een beperkte, bepaalde hoeveelheid;​ hij bezit ze allen in oneindige grootheid.
Regel 75: Regel 75:
 Nogmaals, dat is de God die ik ontken en waarvan ik het niet bestaan met twaalf verschillende bewijzen zal aantonen, ofschoon één enkele van die bewijzen voldoende zou zijn. Nogmaals, dat is de God die ik ontken en waarvan ik het niet bestaan met twaalf verschillende bewijzen zal aantonen, ofschoon één enkele van die bewijzen voldoende zou zijn.
  
-Indeling van de argumenten.+===== Indeling van de argumenten ​=====
  
 Ziehier de volgorde waarin ik mijn bewijsgronden zal rangschikken. Ziehier de volgorde waarin ik mijn bewijsgronden zal rangschikken.
Regel 99: Regel 99:
 Neen! Dat is geen scheppen. Kan men van een huis zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is gebouwd. Kan men van een meubelstuk zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is gefabriceerd. Kan men van een boek zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is geschreven en gedrukt. Neen! Dat is geen scheppen. Kan men van een huis zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is gebouwd. Kan men van een meubelstuk zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is gefabriceerd. Kan men van een boek zeggen dat ’t geschapen is? — Neen! Het is geschreven en gedrukt.
  
-Grondstoffen nemen die reeds bestaan en daarvan iets maken dat is dus geen scheppen.+Grondstoffen nemen die reeds //bestaan// en daarvan iets maken dat is dus geen scheppen.
 Wat is scheppen? Wat is scheppen?
  
 Scheppen ... ik zit, op mijn woord, verlegen met het antwoord; want ik moet hier het onverklaarbare verklaren, het onbepaalde bepalen! Maar laat ik trachten te begrijpen. Scheppen ... ik zit, op mijn woord, verlegen met het antwoord; want ik moet hier het onverklaarbare verklaren, het onbepaalde bepalen! Maar laat ik trachten te begrijpen.
  
-Scheppen, dat is uit niets iets te voorschijn brengen, van niemendal iets maken; het betekent de ontkenning eisen van het zijn.+Scheppen, dat is uit //niets// iets te voorschijn brengen, van niemendal iets maken; het betekent de ontkenning eisen van het zijn.
  
 Maar er is geen redelijk mens die begrijpen en aannemen kan dat men uit niets iets kan te voorschijn roepen, dat het mogelijk is om uit niets iets te maken. Maar er is geen redelijk mens die begrijpen en aannemen kan dat men uit niets iets kan te voorschijn roepen, dat het mogelijk is om uit niets iets te maken.
Regel 117: Regel 117:
  
 Bijgevolg de veronderstelling van een werkelijk scheppend wezen is een veronderstelling die de rede weerspreekt Bijgevolg de veronderstelling van een werkelijk scheppend wezen is een veronderstelling die de rede weerspreekt
-Een scheppend wezen bestaat niet en kan niet bestaan.+ 
 +//Een scheppend wezen bestaat niet en kan niet bestaan.//
  
 ==== Tweede argument ==== ==== Tweede argument ====
Regel 125: Regel 126:
 Den gelovigen die, wars tegen alle redelijkheid in, de mogelijkheid van een schepping blijven aannemen, zei gezegd, dat dan toch in elk geval hun God de schepper niet kan zijn. Den gelovigen die, wars tegen alle redelijkheid in, de mogelijkheid van een schepping blijven aannemen, zei gezegd, dat dan toch in elk geval hun God de schepper niet kan zijn.
  
-Hun God is de Al-Geest. En een Al-Geest, het onstoffelijke,​ kan onmogelijk het heelal, iets stoffelijks voortgebracht hebben. Ziehier waarom:+Hun God is de Al-Geest. En een Al-Geest, het //onstoffelijke//, kan onmogelijk het heelal, iets //stoffelijks// voortgebracht hebben. Ziehier waarom:
  
 De Al-Geest is niet gescheiden van het heelal door een verschil in graad of hoeveelheid,​ doch door een verschil in natuur, in hoedanigheid. Dientengevolge:​ de Al-Geest kan niet zijn en is ook geen uitbreiding van het heelal, zoo min als het heelal is of kan zijn een afscheiding van de Al-Geest. Het onderscheid is hier geen kwestie van waardering, wij hebben hier te doen met een tegenstrijdigheid,​ een natuurlijke tegenstrijdigheid:​ wezenlijk, fundamenteel,​ ontwijfelbaar,​ absoluut. De Al-Geest is niet gescheiden van het heelal door een verschil in graad of hoeveelheid,​ doch door een verschil in natuur, in hoedanigheid. Dientengevolge:​ de Al-Geest kan niet zijn en is ook geen uitbreiding van het heelal, zoo min als het heelal is of kan zijn een afscheiding van de Al-Geest. Het onderscheid is hier geen kwestie van waardering, wij hebben hier te doen met een tegenstrijdigheid,​ een natuurlijke tegenstrijdigheid:​ wezenlijk, fundamenteel,​ ontwijfelbaar,​ absoluut.
Regel 154: Regel 155:
   * **2e.** Dat God, dragend de materie in zich, ze niet nodig had te scheppen, want zij was er; hij had haar slechts van zich af te scheiden en dus is de schepping geen waarachtige scheppingsdaad meer.   * **2e.** Dat God, dragend de materie in zich, ze niet nodig had te scheppen, want zij was er; hij had haar slechts van zich af te scheiden en dus is de schepping geen waarachtige scheppingsdaad meer.
  
-In beide gevallen geen sprake dus van schepping.+//In beide gevallen geen sprake dus van schepping.//
  
 ==== Derde argument ==== ==== Derde argument ====
Regel 160: Regel 161:
 **Het volmaakte kan geen onvolmaaktheid voortbrengen.** **Het volmaakte kan geen onvolmaaktheid voortbrengen.**
  
-Ik weet zeker dat, als ik aan een gelovige de vraag zou stellen: „kan het onvolmaakte het volmaakte voorts brengen?​”,​ dat hij zonder aarzelen en zonder vrees zich te vergissen zou antwoorden: „het onvolmaakte kan het volmaakte niet voortbrengen”.+Ik weet zeker dat, als ik aan een gelovige de vraag zou stellen: ​//„kan het onvolmaakte het volmaakte voorts brengen?”//, dat hij zonder aarzelen en zonder vrees zich te vergissen zou antwoorden: „het onvolmaakte kan het volmaakte niet voortbrengen”.
  
 Maar dan kan ik ook zeggen: „het volmaakte kan onmogelijk het onvolmaakte voortbrengen”,​ en ik ben er van overtuigd dat die stelling even logisch en nauwkeurig is als de andere. Maar dan kan ik ook zeggen: „het volmaakte kan onmogelijk het onvolmaakte voortbrengen”,​ en ik ben er van overtuigd dat die stelling even logisch en nauwkeurig is als de andere.
Regel 168: Regel 169:
 Nog eens: tussen het volmaakte en onvolmaakte ligt niet enkel een min of meer diepe of brede scheiding, doch een afgrond zoo breed en zoo diep, dat er van dempen of overbruggen eenvoudig geen sprake kan zijn. Nog eens: tussen het volmaakte en onvolmaakte ligt niet enkel een min of meer diepe of brede scheiding, doch een afgrond zoo breed en zoo diep, dat er van dempen of overbruggen eenvoudig geen sprake kan zijn.
  
-Het volmaakte is het absolute; het onvolmaakte is het betrekkelijke;​ ten opzichte van het volmaakte dat alles is, staat het betrekkelijke,​ het deel, als niets; ten opzichte van het volmaakte is het betrekkelijke zonder waarde, het telt niet, en geen rekenmeester of filosoof is in staat om — op welke manier dan ook — een overeenstemming te brengen tussen het betrekkelijke en volmaakte; en des te meer is zo'n overeenstemming een onmogelijkheid,​ waar het betreft een overeenstemming zoo nauwkeurig als die welke er noodwendig zou moeten zijn om Oorzaak en Gevolg te verbinden.+Het volmaakte is het absolute; het onvolmaakte is het betrekkelijke;​ ten opzichte van het volmaakte dat alles is, staat het betrekkelijke,​ het deel, als niets; ten opzichte van het volmaakte is het betrekkelijke zonder waarde, het telt niet, en geen rekenmeester of filosoof is in staat om — op welke manier dan ook — een overeenstemming te brengen tussen het betrekkelijke en volmaakte; en des te meer is zo'n overeenstemming een onmogelijkheid,​ waar het betreft een overeenstemming zoo nauwkeurig als die welke er noodwendig zou moeten zijn om //Oorzaak// en //Gevolg// te verbinden.
  
 Het is dus onmogelijk, dat het volmaakte het onvolmaakte heeft veroorzaakt. Het is dus onmogelijk, dat het volmaakte het onvolmaakte heeft veroorzaakt.
Regel 178: Regel 179:
 Als ik een tekening zie in dolle lijnen, zonder perspectief of behoorlijke verhoudingen,​ — dan denk is er niet aan zulk gekrabbel toe te schrijven aan een professor of meester in de tekenkunst, aan een artiest... zonder aarzeling zeg ik: dat is ’t werk van een leerling, beunhaas of van een kind; ik ben zeker mij dan niet te vergissen, want het is altijd waar dat het werk de kenmerken van de arbeider draagt, dat men in de arbeid de maatstaf vindt waarmee men de waarde van de arbeider vaststelt. Als ik een tekening zie in dolle lijnen, zonder perspectief of behoorlijke verhoudingen,​ — dan denk is er niet aan zulk gekrabbel toe te schrijven aan een professor of meester in de tekenkunst, aan een artiest... zonder aarzeling zeg ik: dat is ’t werk van een leerling, beunhaas of van een kind; ik ben zeker mij dan niet te vergissen, want het is altijd waar dat het werk de kenmerken van de arbeider draagt, dat men in de arbeid de maatstaf vindt waarmee men de waarde van de arbeider vaststelt.
  
-Zeer zeker, de natuur is schoon: ik bewonder dikwijls bewogen de heerlijke schouwspelen en de zoete gewaarwordingen die het heelal ons biedt. Nochtans, hoe geestdriftig ik ook de schoonheden van de Natuur kan +Zeer zeker, de natuur is schoon: ik bewonder dikwijls bewogen de heerlijke schouwspelen en de zoete gewaarwordingen die het heelal ons biedt. Nochtans, hoe geestdriftig ik ook de schoonheden van de Natuur kan verheerlijken,​ ik kan toch niet zeggen dat het Heelal een arbeid is foutloos, zonder gebreken, volmaakt. En dat durft niemand beweren!
-verheerlijken,​ ik kan toch niet zeggen dat het Heelal een arbeid is foutloos, zonder gebreken, volmaakt. En dat durft niemand beweren!+
  
 Het Heelal is een onvolmaakte arbeid. Het Heelal is een onvolmaakte arbeid.
Regel 196: Regel 196:
 Zowel de sluitrede als het dilemma, beide brengen redelijkerwijs dezelfde conclusie: Zowel de sluitrede als het dilemma, beide brengen redelijkerwijs dezelfde conclusie:
  
-Het volmaakte kan het onvolmaakte niet veroorzaken.+//Het volmaakte kan het onvolmaakte niet veroorzaken.//
  
 ==== Vierde argument ==== ==== Vierde argument ====
Regel 204: Regel 204:
 Als God bestaat, dan is hij eeuwig handelend en noodzakelijk. Als God bestaat, dan is hij eeuwig handelend en noodzakelijk.
  
-Eeuwig? Hij is niet anders te verklaren. Het is zijn rede van bestaan. Men kan zich hem niet denken als ingesloten binnen de grenzen van tijd; men kan zich hem niet voorstellen als beginnend of eindigend; hij kan niet verschijnen nóch verdwijnen. Hij was altijd.+//Eeuwig?// Hij is niet anders te verklaren. Het is zijn rede van bestaan. Men kan zich hem niet denken als ingesloten binnen de grenzen van tijd; men kan zich hem niet voorstellen als beginnend of eindigend; hij kan niet verschijnen nóch verdwijnen. Hij was altijd.
  
-Handelend? Hij is ’, hij kan niet anders zijn, want ’t is zijn handeling, die alles heeft voortgebracht,​ het is zijn handeling, die, volgens de gelovigen, bevestigd is in de grote scheppingsdaad,​ in de schepping van de wereld.+//Handelend?// Hij is ’, hij kan niet anders zijn, want ’t is zijn handeling, die alles heeft voortgebracht,​ het is zijn handeling, die, volgens de gelovigen, bevestigd is in de grote scheppingsdaad,​ in de schepping van de wereld.
  
-Noodzakelijk?​ Hij is en kan niet anders zijn, want zonder hem was er niets; want hij is de maker van alle dingen, want hij is de haard, waaruit alle levensvonken ontspringen;​ want hij is de eerste en enige bron, waaruit alles ontstroomde;​ want alleen, volkomen in zichzelf, was ’t afhankelijk enkel van zijn wil of alles er zou zijn of niet zou zijn.+//Noodzakelijk?​// Hij is en kan niet anders zijn, want zonder hem was er niets; want hij is de maker van alle dingen, want hij is de haard, waaruit alle levensvonken ontspringen;​ want hij is de eerste en enige bron, waaruit alles ontstroomde;​ want alleen, volkomen in zichzelf, was ’t afhankelijk enkel van zijn wil of alles er zou zijn of niet zou zijn.
  
 Hij is dus, nog eens: eeuwig, handelend en noodzakelijk. Hij is dus, nog eens: eeuwig, handelend en noodzakelijk.
Regel 256: Regel 256:
 onbetwistbaar een verandering in mij en met mij plaats gehad. onbetwistbaar een verandering in mij en met mij plaats gehad.
  
-Voornemen iets te doen, het doen zelf, beide betekenen veranderen.+Voornemen iets te doen, het doen zelf, beide betekenen ​//veranderen//.
  
-Het is bovendien zeker, dat zo’n tweevoudige verandering,​ eerst willen en daarna doen, te meer van belang en betekenis is, wanneer dat willen en doen een daad geldt, die van grote omvang en draagwijdte is.+Het is bovendien zeker, dat zo’n tweevoudige verandering,​ eerst willen en daarna doen, te meer van belang en betekenis is, wanneer dat //willen// en //doen// een daad geldt, die van grote omvang en draagwijdte is.
  
 God heeft „geschapen”,​ beweert men. — Goed. Maar dan is hij twee keer veranderd: de eerste keer toen hij ’t besluit nam te scheppen; de tweede keer toen hij tot uitvoering van het besluit overging, de scheppingsdaad volbracht. God heeft „geschapen”,​ beweert men. — Goed. Maar dan is hij twee keer veranderd: de eerste keer toen hij ’t besluit nam te scheppen; de tweede keer toen hij tot uitvoering van het besluit overging, de scheppingsdaad volbracht.
  
-Als hij twee keer veranderde, dan is hij niet onveranderlijk.+Als hij twee keer veranderde, dan is hij niet //onveranderlijk//.
  
 En als hij niet onveranderlijk is, dan is hij geen God, dan komt men tot de ontkenning van zijn bestaan. En als hij niet onveranderlijk is, dan is hij geen God, dan komt men tot de ontkenning van zijn bestaan.
-Het onveranderlijke wezen kan niet scheppen.+ 
 +//Het onveranderlijke wezen kan niet scheppen.//
  
 ==== Zesde argument ==== ==== Zesde argument ====
Regel 305: Regel 306:
 Een gek daarentegen handelt zonder te weten waarom; de eenmaal volbrachte daad, zelfs haar ergste gevolgen bespeurt hij niet; kwel hem met vragen; dring aan; terg hem: de arme dwaas stamelt wat onsamenhangende gekheden, waar ge niet wijs uit wordt. Een gek daarentegen handelt zonder te weten waarom; de eenmaal volbrachte daad, zelfs haar ergste gevolgen bespeurt hij niet; kwel hem met vragen; dring aan; terg hem: de arme dwaas stamelt wat onsamenhangende gekheden, waar ge niet wijs uit wordt.
  
-Het onderscheid tussen de daden van een verstandig mens en een mens zonder verstand, bestaat dus hierin, dat de eersten altijd een aanwijsbare grond hebben, een oorzaak en een doel, terwijl de daden van een gek grondloos, zonder oorzaak en zonder doel zijn.+Het onderscheid tussen de daden van een verstandig mens en een mens zonder verstand, bestaat dus hierin, dat de eersten altijd een aanwijsbare grond hebben, een //oorzaak// en een //doel//, terwijl de daden van een gek grondloos, zonder oorzaak en zonder doel zijn.
  
-Ergo: Als God schiep zonder doel en zonder motief, dan beeft hij gehandeld als een „verstandsloze” en de schepping wordt de daad van een dwaas!+Ergo: Als God schiep zonder doel en zonder motief, dan beeft hij gehandeld als een „verstandsloze” ​//en de schepping wordt de daad van een dwaas!//
  
 ===== Twee voorname tegenwerpingen ===== ===== Twee voorname tegenwerpingen =====
Regel 331: Regel 332:
  
 Mijne heren, gij raadt mij aan toch ruiterlijk te zijn, ’n raad die ik dadelijk ter harte neem. Gij herinnert mij aan de bescheidenheid die elk gewoon sterveling past. Ik ben niet van plan hier van af te wijken. Mijne heren, gij raadt mij aan toch ruiterlijk te zijn, ’n raad die ik dadelijk ter harte neem. Gij herinnert mij aan de bescheidenheid die elk gewoon sterveling past. Ik ben niet van plan hier van af te wijken.
 +
 Gij zegt dat God boven mijn begrip, buiten mijn bevattingsvermogen gaat? Het is zo. Ik geef dat ruiterlijk toe, ik erken het: en de bewering dat het begrensde het oneindige niet kan bevatten, noch verklaren, is een waarheid zó groot, dat ik er niet aan denk haar te weerspreken. Tot zover gaan wij dus akkoord. Gij zegt dat God boven mijn begrip, buiten mijn bevattingsvermogen gaat? Het is zo. Ik geef dat ruiterlijk toe, ik erken het: en de bewering dat het begrensde het oneindige niet kan bevatten, noch verklaren, is een waarheid zó groot, dat ik er niet aan denk haar te weerspreken. Tot zover gaan wij dus akkoord.
  
Regel 349: Regel 351:
 **Er is geen gevolg zonder oorzaak.** **Er is geen gevolg zonder oorzaak.**
  
-„Er is geen gevolg zonder oorzaak."​+//„Er is geen gevolg zonder oorzaak."​//
  
 Ge hebt gelijk, filosofen. Er is geen gevolg zonder oorzaak; niets is juister dan dat. Er is, er kan geen gevolg zijn zonder oorzaak. Het gevolg is niet anders dan de verlenging, het voortvloeisel,​ het kind van de oorzaak. Wie gevolg zegt, zegt oorzaak; het denkbeeld gevolg roept ogenblikkelijk en noodwendig de idee van de oorzaak te voorschijn. Als ’t anders was, dan zou het gevolg zonder oorzaak een gevolg van niets zijn; een onding dus. Ge hebt gelijk, filosofen. Er is geen gevolg zonder oorzaak; niets is juister dan dat. Er is, er kan geen gevolg zijn zonder oorzaak. Het gevolg is niet anders dan de verlenging, het voortvloeisel,​ het kind van de oorzaak. Wie gevolg zegt, zegt oorzaak; het denkbeeld gevolg roept ogenblikkelijk en noodwendig de idee van de oorzaak te voorschijn. Als ’t anders was, dan zou het gevolg zonder oorzaak een gevolg van niets zijn; een onding dus.
Regel 357: Regel 359:
 Het tweede denkbeeld, het mindere of ondervolgende:​ Het tweede denkbeeld, het mindere of ondervolgende:​
  
-„Welaan, het Heelal is een gevolg."​+//„Welaan, het Heelal is een gevolg."​//
  
 Há wacht even, hier verlang ik een nadere verklaring. Wat geeft u ’t recht zo’n besliste veronderstelling uit te spreken? Waar is het verschijnsel,​ waar zijn de verschijnselen;​ waar is het feit, waar zijn de feiten die veroorloven een dergelijke besliste toon aan te slaan? Há wacht even, hier verlang ik een nadere verklaring. Wat geeft u ’t recht zo’n besliste veronderstelling uit te spreken? Waar is het verschijnsel,​ waar zijn de verschijnselen;​ waar is het feit, waar zijn de feiten die veroorloven een dergelijke besliste toon aan te slaan?
Regel 430: Regel 432:
 **De Bestuurder loochent de Schepper.** **De Bestuurder loochent de Schepper.**
  
-Er zijn er — en zij zijn legio — die ondanks alles volharden in het geloof. Ik heb reeds toegestemd dat men, in ’t ergste geval, aan het bestaan van een volmaakten schepper kan geloven; ik heb reeds toegestemd dat men, in ’t ergste geval, aan het bestaan van een volmaakten al-bestuurder ​kan geloven; maar het schijnt mij een onmogelijkheid om redelijkerwijs te geloven aan ’t bestaan van beiden, op ’t zelfde ogenblik: deze twee wezens toch sluiten elkander beslist uit; het aannemen van de eerste betekent het uitsluiten en ontkennen van de ander; het tot volmaakt verklaren van de eersten betekent de overbodigheid verklaren van de tweede; het erkennen van de noodzakelijkheid van de tweede, wil niet anders zeggen dan de ontkenning van de volmaaktheid van de eerste.+Er zijn er — en zij zijn legio — die ondanks alles volharden in het geloof. Ik heb reeds toegestemd dat men, in ’t ergste geval, aan het bestaan van een volmaakten schepper kan geloven; ik heb reeds toegestemd dat men, in ’t ergste geval, aan het bestaan van een volmaakten al-Bestuurder ​kan geloven; maar het schijnt mij een onmogelijkheid om redelijkerwijs te geloven aan ’t bestaan van beiden, op ’t zelfde ogenblik: deze twee wezens toch sluiten elkander beslist uit; het aannemen van de eerste betekent het uitsluiten en ontkennen van de ander; het tot volmaakt verklaren van de eersten betekent de overbodigheid verklaren van de tweede; het erkennen van de noodzakelijkheid van de tweede, wil niet anders zeggen dan de ontkenning van de volmaaktheid van de eerste.
  
 Anders gezegd: men kan geloven aan de volmaaktheid van de een óf aan de noodzakelijkheid van de ander; maar het is onredelijk om te geloven aan de volmaaktheid van beiden; hier moet men kiezen, óf ’t een, óf ’t andere. Anders gezegd: men kan geloven aan de volmaaktheid van de een óf aan de noodzakelijkheid van de ander; maar het is onredelijk om te geloven aan de volmaaktheid van beiden; hier moet men kiezen, óf ’t een, óf ’t andere.
 +
 Als het door God geschapen Heelal volmaakt was, foutloos in zijn geheel en in alle onderdelen; als dat reusachtige samenstel van de schepping onberispelijk was geweest, zó volmaakt zijn inrichting, dat twijfel aan enige verwarring, twijfel aan enige storing uitgesloten was, kortom, als die schepping het werk was geweest van dien volmaakten samensteller of kunstenaar, welke men God noemt, dan had de behoefte aan een bestuurder nooit bestaan. Als het door God geschapen Heelal volmaakt was, foutloos in zijn geheel en in alle onderdelen; als dat reusachtige samenstel van de schepping onberispelijk was geweest, zó volmaakt zijn inrichting, dat twijfel aan enige verwarring, twijfel aan enige storing uitgesloten was, kortom, als die schepping het werk was geweest van dien volmaakten samensteller of kunstenaar, welke men God noemt, dan had de behoefte aan een bestuurder nooit bestaan.
  
Regel 445: Regel 448:
 De noodzakelijkheid van een Bestuurder is gelijk aan hoon, aan wantrouwen in de schepper; zijn tussenkomst bewijst de onhandigheid,​ de onbekwaamheid,​ de onmacht van de Schepper. De noodzakelijkheid van een Bestuurder is gelijk aan hoon, aan wantrouwen in de schepper; zijn tussenkomst bewijst de onhandigheid,​ de onbekwaamheid,​ de onmacht van de Schepper.
  
-De Bestuurder loochent de volmaaktheid van de schepper.+//De Bestuurder loochent de volmaaktheid van de schepper.//
  
 ==== Tweede argument ==== ==== Tweede argument ====
Regel 485: Regel 488:
 Als gij beweert, dat die vader rechtvaardig en goed is, dan zult ge er u toch niet over verwonderen dat mijn gevoelens anders zijn. Als gij beweert, dat die vader rechtvaardig en goed is, dan zult ge er u toch niet over verwonderen dat mijn gevoelens anders zijn.
  
-De veelvuldigheid van de godsdiensten zeggen ons dus dat ’t God ontbreekt aan macht of aan rechtvaardigheid. De gelovigen beweren dat God almachtig en oneindig rechtvaardig moet zijn; komt hij dus macht of rechtvaardigheid te kort, dan is hij niet volmaakt; maar als hij niet volmaakt is, dan bestaat hij niet.+De veelvuldigheid van de godsdiensten zeggen ons dus dat ’t God ontbreekt aan macht of aan rechtvaardigheid. De gelovigen beweren dat God almachtig en oneindig rechtvaardig ​//moet zijn//; komt hij dus macht of rechtvaardigheid te kort, dan is hij niet volmaakt; maar als hij niet volmaakt is, dan bestaat hij niet.
  
-De veelvuldigheid van de Goden bewijst dus dat er geen enkele bestaat.+//De veelvuldigheid van de Goden bewijst dus dat er geen enkele bestaat.//
  
 ==== Derde argument ==== ==== Derde argument ====
Regel 515: Regel 518:
 De hel bewijst, dat God noch goed, noch barmhartig is. Een God van goedheid en barmhartigheid is onverenigbaar met de hel. De hel bewijst, dat God noch goed, noch barmhartig is. Een God van goedheid en barmhartigheid is onverenigbaar met de hel.
  
-Of er is geen hel, of God is niet oneindig goed.+//Of er is geen hel, of God is niet oneindig goed.//
  
 ==== Vierde argument ==== ==== Vierde argument ====
Regel 522: Regel 525:
  
 moreel, is onverenigbaar met het bestaan van God, Ik zeg niet: het bestaan van het kwaad, fysiek en moreel, is onverenigbaar met het bestaan van God, Ik zeg niet: het bestaan van het kwaad, fysiek en
-maar ik beweer, dat het onverenigbaar is met het bestaan van een God, die oneindig machtig en oneindig goed is.+maar ik beweer, dat het onverenigbaar is met het bestaan van een God, //die oneindig machtig en oneindig goed is.//
  
 Het kwaad groeit weelderig op. Reeds bestaat ’t eeuwen en eeuwen, maar hoe oud het ook is, het behoudt zijn macht over de mensen. Het kwaad groeit weelderig op. Reeds bestaat ’t eeuwen en eeuwen, maar hoe oud het ook is, het behoudt zijn macht over de mensen.
  
 Het kwaad bestaat; alle wezens met gevoel ondergaan de smarten er van. God, die alles weet, weet ook dat. oneindig goed, noch oneindig barmhartig. Toch heb ik de zekerheid, dat gij, in weerwil van het niet bezitten van zulke hoedanigheden,​ zoo het in uw macht was, zo gij ’t kon doen zonder morele of stoffelijke schade, zonder een enkele moeite zelfs — ik zeg dat gij als gij in de gelegenheid waart om zoo uw medemens een beproeving, een smart of traan te sparen, het zou doen. Toch zijt gij niet al-goed en al-barmhartig! Het kwaad bestaat; alle wezens met gevoel ondergaan de smarten er van. God, die alles weet, weet ook dat. oneindig goed, noch oneindig barmhartig. Toch heb ik de zekerheid, dat gij, in weerwil van het niet bezitten van zulke hoedanigheden,​ zoo het in uw macht was, zo gij ’t kon doen zonder morele of stoffelijke schade, zonder een enkele moeite zelfs — ik zeg dat gij als gij in de gelegenheid waart om zoo uw medemens een beproeving, een smart of traan te sparen, het zou doen. Toch zijt gij niet al-goed en al-barmhartig!
 +
 Zou gij dan nog beter, nog barmhartiger zijn dan de God van de christenen? Zou gij dan nog beter, nog barmhartiger zijn dan de God van de christenen?
  
Regel 617: Regel 621:
 Er is op de vraag: wat zijn wij? geen ander antwoord te geven dan dat, tenminste als men aanneemt dat God bestaat en wij zijn schepselen zijn. Er is op de vraag: wat zijn wij? geen ander antwoord te geven dan dat, tenminste als men aanneemt dat God bestaat en wij zijn schepselen zijn.
  
-God gaf ons onze zinnen en verstandelijke vermogens; onze gewaarwordingen,​ de kracht om te begrijpen, te voelen, te redeneren en te handelen. Hij heeft onze levensvoorwaarden vastgesteld,​ gewild, bepaald; hij heeft onze behoeften, wensen, lusten, vrees, hoop, haat, tederheid, strevingen — hij heeft alles voorzien. Heel die samenstelling van ons bestaan komt overeen met zijn wil; zó wilde hij dat wij zouden zijn. Hij heeft +God gaf ons onze zinnen en verstandelijke vermogens; onze gewaarwordingen,​ de kracht om te begrijpen, te voelen, te redeneren en te handelen. Hij heeft onze levensvoorwaarden vastgesteld,​ gewild, bepaald; hij heeft onze behoeften, wensen, lusten, vrees, hoop, haat, tederheid, strevingen — hij heeft alles voorzien. Heel die samenstelling van ons bestaan komt overeen met zijn wil; zó wilde hij dat wij zouden zijn. Hij heeft begeerd, ingericht tot in alle onderdeden, de omgeving waarin wij moeten leven; hij heeft bepaald dat die omstandigheden er zouden zijn, die ons eiken ademtocht een drijfveer zijn voor ons willen en handelen. 
-begeerd, ingericht tot in alle onderdeden, de omgeving waarin wij moeten leven; hij heeft bepaald dat die omstandigheden er zouden zijn, die ons eiken ademtocht een drijfveer zijn voor ons willen en handelen. + 
-Tegenover een zoo geducht ​gewapenden ​God is de mens onverantwoordelijk.+Tegenover een zo geducht ​gewapende ​God is de mens onverantwoordelijk.
  
-Hij die van niemand afhankelijk is, is waarlijk vrij; degene die een beetje afhankelijk is van een ander is een beetje slaaf, hij is gedeeltelijk vrij; hij die veel afhankelijk is van een ander is veel slaaf, hij is voor ’t kleine restje vrij; degene echter die geheel afhankelijk is van een ander is geheel slaaf, hem blijft geen stukje vrijheid.+Hij die van niemand afhankelijk is, is waarlijk vrij; degene die //een beetje// afhankelijk is van een ander is //een beetje// slaaf, hij is gedeeltelijk vrij; hij die //veel// afhankelijk is van een ander is //veel// slaaf, hij is voor ’t kleine restje vrij; degene echter die //geheel// afhankelijk is van een ander is //geheel// slaaf, hem blijft geen stukje vrijheid.
  
 Als God bestaat, dan staat dus de mens voor hem als slaaf en zijn slavernij is groter, naarmate de afstand tussen hem en zijn meester groot is. Als God bestaat, dan staat dus de mens voor hem als slaaf en zijn slavernij is groter, naarmate de afstand tussen hem en zijn meester groot is.
Regel 627: Regel 631:
 Als God bestaat, dan is hij ’t alleen die weet, wil en kan; hij alleen is vrij; de mens weet niets, wil niets en kan niets; hij is volkomen afhankelijk. Als God bestaat, dan is hij ’t alleen die weet, wil en kan; hij alleen is vrij; de mens weet niets, wil niets en kan niets; hij is volkomen afhankelijk.
  
-Als God bestaat, dan is hij alles; de mens is niets.+Als God bestaat, dan is hij //alles//; de mens is //niets//.
  
 De mens aldus slaaf, volkomen afhankelijk en onderworpen aan God, kan in geen enkel opzicht verantwoordelijk worden gesteld voor zijn daden. De mens aldus slaaf, volkomen afhankelijk en onderworpen aan God, kan in geen enkel opzicht verantwoordelijk worden gesteld voor zijn daden.
Regel 659: Regel 663:
 De schuld van de mens heeft altijd grenzen, maar groot of klein, de straf voor de schuld is altijd de eeuwigdurende smart van de hel. De schuld van de mens heeft altijd grenzen, maar groot of klein, de straf voor de schuld is altijd de eeuwigdurende smart van de hel.
  
-Er is dus een schromelijke wanverhouding tussen straf en schuld, beloning en verdienste, wanverhouding in beide: Ergo: God schendt de fundamentele regelen van de rechtvaardigheid.+Er is dus een schromelijke wanverhouding tussen straf en schuld, beloning en verdienste, wanverhouding in beide: Ergo: //God schendt de fundamentele regelen van de rechtvaardigheid.//
  
 ===== Recapitulatie ===== ===== Recapitulatie =====
Regel 671: Regel 675:
 Er is hier geen dubbelzinnigheid in 't spel; er kan hier niet getwijfeld worden. Het is die God welke ik ontken. En als men met vrucht wil discussiëren,​ dan moet ’t die God zijn die men tegen mijn aanvallen verdedigt. Er is hier geen dubbelzinnigheid in 't spel; er kan hier niet getwijfeld worden. Het is die God welke ik ontken. En als men met vrucht wil discussiëren,​ dan moet ’t die God zijn die men tegen mijn aanvallen verdedigt.
  
-Brengt men het debat op een ander terrein, dan levert men zelf ’t bewijs dat die God niet te verdedigen of te rechtvaardigen is.+Brengt men het debat op een ander terrein, dan levert men zelf ’t bewijs dat //die// God niet te verdedigen of te rechtvaardigen is.
  
 Ik heb bewezen dat hij als schepper onaannemelijk,​ onvolmaakt, onverklaarbaar zou zijn; ik heb aangetoond dat hij als bestuurder overbodig, onmachtig, wreed, hatelijk, despotisch zou zijn; ik heb vastgesteld dat hij als rechter de grondregelen van de rechtvaardigheid geweldig verkracht. Ik heb bewezen dat hij als schepper onaannemelijk,​ onvolmaakt, onverklaarbaar zou zijn; ik heb aangetoond dat hij als bestuurder overbodig, onmachtig, wreed, hatelijk, despotisch zou zijn; ik heb vastgesteld dat hij als rechter de grondregelen van de rechtvaardigheid geweldig verkracht.
namespace/twaalf_bewijzen_voor_het_niet_bestaan_van_god.txt · Laatst gewijzigd: 18/03/20 10:14 door defiance