Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:insurrectionalisme

Dit is een oude revisie van het document!


Insurrectionalisme

Insurrectionalisme, opstandig anarchisme of anarchisme van de opstand is een anarchistische theorie en strategie, waarin de opstand of rebellie als methode wordt gezien om een proces van systeemverandering aan te zwengelen.

Bij het insurrectionalisme staan de klassenstrijd, compromisloze oppositie en de permanente aanval op sociale en politieke vijanden centraal. Daarbij gelden de tijdelijke samenwerking in informele initiatieven en affiniteitsgroepen als organisatiemethode. Formele organisatie wordt over het algemeen om twee redenen afgewezen: ten eerste omdat deze volgens de vaak worden gezien als een vestiging van nieuwe machtsstructuren welke gevangen worden in een systeem van compromissen; ten tweede omdat deze organisaties over het algemeen bovengronds werk verrichten en hierom kwetsbaar zijn mochten zij zich militant opstellen.[1][2]

Het insurrectionalisme ontwikkelde zich in de jaren 70 tijdens de hevige sociale onrusten in Italië tot een zelfstandige anarchistische stroming. Hoewel er duidelijk ook individualistische elementen in het insurrectionalistische discours te vinden zijn, beroept de stroming zich vooral op het illegalisme en het communistisch anarchisme.

Een van de bekendste teksten die in dit spectrum toe te bedelen is, is 'De komende opstand', van het anonieme collectief Het Onzichtbare Comité. Daarnaast is de auteur Alfredo Bonanno een belangrijke spil geweest in de ontwikkeling van de insurrectionalistische stroming. Het idee van de opstand loopt echter als een rode draad door de geschiedenis van het anarchisme, van Michael Bakoenin en zijn deelname aan de Commune van Lyon tot de illegalisten van de Propaganda van de daad. Het insurrectionalisme bouwt voort op die fundamenten.

Oorsprong en ontwikkeling

19de eeuw

Michael Bakoenin heeft historisch gezien een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van een anarchisme dat zich toelegd op de opstand. In tegenstelling tot Karl Marx, welke zijn steun binnen de Eerste internationale vooral bouwde op kringen in besluitvormingsstructuren, werkte Bakoenin aan steun voor gecoördineerde actie door autonome opstanden aan de basis, vooral in Zuid-Europa.[2]

Errico Malatesta stelde op het congres van de Internationale Arbeidersassociatie in Bern in 1876 dat revolutie “meer daden dan woorden bestaat” en dat actie de meest effectieve vorm van propaganda is. In een nieuwsbrief van de Jura-Federatie stelde hij dat “de Italiaanse federatie geloofd dat het opstandige feit, dat socialistische principes in daad bevestigd, de meest effectieve vorm van propaganda is.”[3]

Tussen 1880 en 1890 hing er permanent revolutie in de lucht. De arbeidersbeweging raakte echter op dat moment steeds verder in de greep van de sociaaldemocraten. Over het algemeen keurden anarchisten deze ontwikkeling af omdat zij de strijd om het parlement voor foutief hielden, en de stakingen voor meer loon zagen als een hervorming die het systeem in stand zou houden in plaats van omverwerpen. Men was van mening dat stakingen een stap moesten zijn in de richting van onteigening van de productiemiddelen - deze moesten in handen van de arbeidersklasse komen wilde de arbeidersklasse zichzelf werkelijk bevrijden.

Binnen het anarchistische kamp ontwikkelde zich binnen een anti-organisatorische stroming welke zich steeds meer van de vakbonden keerde. Veel van diens aanhangers waren voor de agitatie onder de werklozen en voor het onteigenen van voedselvoorraden en andere goederen, voor de staking die de productiemiddelen onteigent en in sommige gevallen, voor individuele wraakacties of terroristische daden (welke ook expliciet als zodanig door hen benoemd werden).[4]

De Narodniki en het Russisch populisme

De Narodniki was politieke beweging in Rusland en een deel van diens beweging raakte in een latere stadium betrokken bij revolutionaire propaganda tegen de tsaar. 'Narodnisme' komt van het Russische woord 'narod' (volk) en wordt daarom meestal vertaald als 'populisme'. Een veelgebruikte slogan van de Narodniki was “naar het volk gaan.” Hoewel de beweging op zichzelf niet veel bereikte, zou het een vroege voorloper worden van de latere socialistische revolutionaire bewegingen die in het Rusland van de 20ste eeuw een belangrijke rol zouden spelen.

De Narodnaya Volya, zoals de partij waarin de Narodniki zich verenigde heette, hadden in hun programma een mix van socialistische en democratische eisen. Zij eisten het bijeenroepen van een algemene vergadering voor het opstellen van een grondwet, het invoeren van een algemeen kiesrecht, permanente representatie van het volk, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van de pers, vrijheid op vergadering en radicalere eisen als lokaal zelfbestuur, het vervangen van het staande leger door een leger van vrijwilligers uit het volk, het overhevelen van grond naar het volk (afschaffing van het feodalisme), het stapsgewijs overgaan van de fabrieken in de handen van de arbeiders en het recht op zelfbeschikking voor het door de tsaar onderdrukte volk.

Als gevolg van de repressie tegen de Narodnaya Volya radicaliseerde de delen van de organisatie snel tot een geheim netwerk van geheime cellen die probeerden het Russische Rijk te destabiliseren door middel van gewelddadige aanslagen op representanten van dat systeem. Zo werden bijvoorbeeld hogere functionarissen van de politie en de geheime dienst die verantwoordelijk waren voor de repressie omgebracht. Ze probeerden daarmee aan te tonen dat het regime niet 'bovennatuurlijk' was, en dat men in staat was deze aan te vallen.

Op 1 maart 1881 werd er een succesvolle moordaanslag op tsaar Alexander de II gepleegd. Toch had deze aanslag uiteindelijk niet het gewenste effect om de boeren te inspireren om in opstand te komen. De boeren bevolking was geshockeerd door de moord en de overheid sloeg hard terug tegen de leiders van de Narodnaya Voya, waarvan een aantal gearresteerd werden en werden opgehangen. De organisatie raakte hierdoor gedesorganiseerd en ineffectief.

Illegalisme en de propaganda van de daad

Het deel van de anarchistische beweging dat het werk binnen de vakbonden niet voor zinvol hield, ontwikkelde een anti-syndicalistische houding. Deze stroming, welke zich vooral in West-Europa ontwikkelde, zag economisch terrorisme en onteigeningen als een middel in de politieke strijd. Het 'illegalisme' kwam op, geheime kleine groepen die zich door middel van verboden daden probeerden te verzetten tegen het systeem. De propaganda van de daad was hier een onderdeel van, maar ook anarchistische inbrekersbendes zoals de Bonnot-bende, welke het stelen van geld van de rijken als een manier zagen om het maatschappelijke onrecht te nivelleren. Een groot deel van deze daden waren bedoeld als een expliciet voorbeeld en een uitnodiging aan de maatschappij om mee te doen in deze opstand.[6] Toch stak er er ook een bepaalde politieke wanhoop in de acties, en de acties keerden zich soms ook niet meer enkel tegen de representanten van de macht, maar tegen de maatschappij in het geheel omdat deze zich onverschillig hield tegenover het onrecht in de samenleving.

De anarchist Giuseppe Ciancabilla (1872-1904) schreef in Tegen organisatie:

Wij willen geen tactisch programma, en dien ten gevolge willen wij geen organisatie. Met het doel dat wij ons gesteld hebben, laten we elke anarchist vrij om zelf de manier te kiezen die het best past bij zijn logica, zijn opleiding, zijn temperament, zijn strijdbare geest. Wij stellen geen vaste programma's op en we vormen geen kleine of grote partijen. Wij komen spontaan samen en stellen geen criteria vanwege het tijdelijke samenkomen voor een specifiek doel, en we veranderen deze groepen constant zodra het doel waarvoor we bij elkaar kwamen, ophoud te bestaan, en zich andere doelen en behoeftes tonen en van ons vragen ons nieuwe partners te vinden, mensen die net als wij denken en doen onder de specifieke omstandigheden.[7]

Theorie

Heden ten dage

Verder lezen

Voetnoten

Bron

namespace/insurrectionalisme.1585070775.txt.gz · Laatst gewijzigd: 24/03/20 17:26 door defiance