Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:het_vraagstuk_van_de_eedsformule

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
namespace:het_vraagstuk_van_de_eedsformule [16/04/20 21:27]
defiance [Het vraagstuk van de eedsformule]
namespace:het_vraagstuk_van_de_eedsformule [20/04/20 06:37] (huidige)
defiance
Regel 10: Regel 10:
 ====== Het vraagstuk van de eedsformule ====== ====== Het vraagstuk van de eedsformule ======
  
-In Nederland leeft men in de zoete verbeelding,​ dat men vrij is en dat de vrijheid een der door de staatswetten gewaarborgde rechten van eiken burger is. En toch is men in zoo menig opzicht aan de grootst mogelijke willekeur prijs gegeven, zoowel in financieel als in lichamelijk opzicht. Immers om een voorbeeld te geven: indien een bevel tot gevangenisneming tegen een persoon, die in verdenking staat van eenige misdaad, wordt gegeven, dan heeft men eenvoudig den dienaar te volgen, die belast is met het ten uitvoer brengen. En als het nu blijkt, dat de ambtenaar zich vergist heeft in den persoon — en dwalen is menschelijk — dan wordt deze, misschien met een verontschuldiging van spijt, losgelaten, maar daarmede is die zaak gedaan. Want de Hooge Raad, het hoogste rechtskollege,​ heeft eenmaal uitgemaakt, dat de staat niet verantwoordelijk is voor de fouten der ambtenaren, met andere woorden, de staat heeft de onfeilbaarheid der staatsdienaren tot een dogma verheven.[1] Nu is het liberaal, om te lachen met de onfeilbaarheid des pausen — dat is een teeken van eigen verhevenheid van geest en hoogeontwikkeling! —  maar het is zonde in de oogen dier liberalen, om op te komen tegen het onfeilbaarheidsdogma der Nederlandsche staatsambtenaren. En toch wordt op die wijze het //summum ius summa iniuria// toegepast. Ieder burger staat voortdurend aan dit gevaar bloot en daarom moest het verwijderd worden, te meer als men bedenkt hoe onze staat boven allen een rechtsstaat moest wezen, waar regeering en vertegenwoordiging bijna uitsluitend uit rechtsgeleerden bestaan.+In Nederland leeft men in de zoete verbeelding,​ dat men vrij is en dat de vrijheid een der door de staatswetten gewaarborgde rechten van eiken burger is. En toch is men in zoo menig opzicht aan de grootst mogelijke willekeur prijs gegeven, zoowel in financieel als in lichamelijk opzicht. Immers om een voorbeeld te geven: indien een bevel tot gevangenisneming tegen een persoon, die in verdenking staat van eenige misdaad, wordt gegeven, dan heeft men eenvoudig den dienaar te volgen, die belast is met het ten uitvoer brengen. En als het nu blijkt, dat de ambtenaar zich vergist heeft in den persoon — en dwalen is menschelijk — dan wordt deze, misschien met een verontschuldiging van spijt, losgelaten, maar daarmede is die zaak gedaan. Want de Hooge Raad, het hoogste rechtskollege,​ heeft eenmaal uitgemaakt, dat de staat niet verantwoordelijk is voor de fouten der ambtenaren, met andere woorden, de staat heeft de onfeilbaarheid der staatsdienaren tot een dogma verheven.[1] Nu is het liberaal, om te lachen met de onfeilbaarheid des pausen — dat is een teeken van eigen verhevenheid van geest en hoogeontwikkeling! —  maar het is zonde in de oogen dier liberalen, om op te komen tegen het onfeilbaarheidsdogma der Nederlandsche staatsambtenaren. En toch wordt op die wijze het //summum ius summa iniuria// toegepast. Ieder burger staat voortdurend aan dit gevaar bloot en daarom moest het verwijderd worden, te meer als men bedenkt hoe onze staat boven allen een //rechtsstaat// moest wezen, waar regeering en vertegenwoordiging bijna uitsluitend uit rechtsgeleerden bestaan.
  
 Ditzelfde geldt ook van de eedskwestie,​ die in den laatsten tijd weer meer aan de orde is gebracht. Ditzelfde geldt ook van de eedskwestie,​ die in den laatsten tijd weer meer aan de orde is gebracht.
Regel 22: Regel 22:
 Het eenige argument hiervoor dat schijn van kracht heeft, is dit: het wetboek van strafvordering bestond vóór de grondwet en heeft dus kracht, zoolang er geen nieuw is ingevoerd. Het eenige argument hiervoor dat schijn van kracht heeft, is dit: het wetboek van strafvordering bestond vóór de grondwet en heeft dus kracht, zoolang er geen nieuw is ingevoerd.
  
-Schijn van kracht heeft dit argument slechts, omdat de grondwet voorschreef een nieuw wetboek en als nu de rechtsgeleerden zoo verwonderlijk leven met de stellige naleving der grondwet, dat dit wetboek er nog niet is, dan komt de verantwoordelijkheid daarvan niet op het hoofd des burgers, maar op regeeringen en volksvertegenwoordigingen,​ die hunnen plicht niet doen, buitendien de grondwet allereerst en alle artikelen in vroegere of latere wetten, die daarmede in strijd zijn, zijn allen zonder onderscheid onwettig, omdat ze zijn ongrondwettig.+//Schijn van kracht// heeft dit argument slechts, omdat de grondwet voorschreef een nieuw wetboek en als nu de rechtsgeleerden zoo verwonderlijk leven met de stellige naleving der grondwet, dat dit wetboek er nog niet is, dan komt de verantwoordelijkheid daarvan niet op het hoofd des burgers, maar op regeeringen en volksvertegenwoordigingen,​ die hunnen plicht niet doen, buitendien de grondwet allereerst en alle artikelen in vroegere of latere wetten, die daarmede in strijd zijn, zijn allen zonder onderscheid ​//onwettig//, omdat ze zijn //ongrondwettig//.
  
 Het is hoogst wenschelijk,​ dat in deze zaak een bepaalde beslissing worde genomen, die richtsnoer zal wezen in alle wetten. Het is hoogst wenschelijk,​ dat in deze zaak een bepaalde beslissing worde genomen, die richtsnoer zal wezen in alle wetten.
  
-Wat wij dienaangaande vorderen, is dit: verwijdering van al wat dogmatisch-godsdienstig is uit de wettelijke eedsformule,​ invoering van een burgerlijken eed met gebruik van die woorden. die men self gepast acht en behoud van de straffen voor niet-nakomen dier plechtige belofte op dezelfde wijze als nu bepaald is op meineed.+Wat wij dienaangaande vorderen, is dit: //verwijdering van al wat dogmatisch-godsdienstig is uit de wettelijke eedsformule,​ invoering van een burgerlijken eed met gebruik van die woorden. die men self gepast acht en behoud van de straffen voor niet-nakomen dier plechtige belofte op dezelfde wijze als nu bepaald is op meineed.//
  
 Wat is een eed? Een plechtige verzekering van een woord of een belofte onder aanroeping van iets heiligs en hoogs. Dit is een algemeene bepaling, die beter is dan "onder aanroeping van God", omdat er verschillende eedsformulen zijn bij iets anders dan bij God, bijv. ik zweer bij mijn baard, ik zweer bij mijner ziele zaligheid. De beteekenis voor den zweerende is deze, dat bij niet nakoming hij verliezen moge het heil of de gunst van dit heilige en hooge. Daarom wordt de formuleering van den eed ook ingericht naar hetgeen men heilig en hoog acht. Een andere is dus de formule bij de Grieken, een andere bij de Mohammedanen en een andere bij de Christenen. Het belang van den staat brengt mede, dat de mensch zweert bij hetgeen hij heilig acht, maar niet, om te bepalen waarin dat heilige voor allen bestaat Immers acht iemand het door den staat bepaalde niet heilig, dan heeft hij door die woorden te spreken niet gezworen, hij heeft geen eed gedaan. De formule is geworden tot een vorm zonder beteekenis, zonder inhoud en het doel wordt dus gemist. Wat is een eed? Een plechtige verzekering van een woord of een belofte onder aanroeping van iets heiligs en hoogs. Dit is een algemeene bepaling, die beter is dan "onder aanroeping van God", omdat er verschillende eedsformulen zijn bij iets anders dan bij God, bijv. ik zweer bij mijn baard, ik zweer bij mijner ziele zaligheid. De beteekenis voor den zweerende is deze, dat bij niet nakoming hij verliezen moge het heil of de gunst van dit heilige en hooge. Daarom wordt de formuleering van den eed ook ingericht naar hetgeen men heilig en hoog acht. Een andere is dus de formule bij de Grieken, een andere bij de Mohammedanen en een andere bij de Christenen. Het belang van den staat brengt mede, dat de mensch zweert bij hetgeen hij heilig acht, maar niet, om te bepalen waarin dat heilige voor allen bestaat Immers acht iemand het door den staat bepaalde niet heilig, dan heeft hij door die woorden te spreken niet gezworen, hij heeft geen eed gedaan. De formule is geworden tot een vorm zonder beteekenis, zonder inhoud en het doel wordt dus gemist.
Regel 36: Regel 36:
 Wat nu is het hoogste voor den staatsburger in de maatschappij’ Zijn eer, zijn goede naam, de achting zijner medeburgers. Deze dingen zijn voor niemand onverschillig. Spreek over een loonenden en straffenden God, menigeen gelooft niet meer daaraan en hij geeft er dus niets om, maar de goede naam, de achting, ziet daar dingen, wier onaantastbaarheid door allen gevraagd, geeischt wordt. Wat nu is het hoogste voor den staatsburger in de maatschappij’ Zijn eer, zijn goede naam, de achting zijner medeburgers. Deze dingen zijn voor niemand onverschillig. Spreek over een loonenden en straffenden God, menigeen gelooft niet meer daaraan en hij geeft er dus niets om, maar de goede naam, de achting, ziet daar dingen, wier onaantastbaarheid door allen gevraagd, geeischt wordt.
  
-Maar onze eedsformule is zoo onschuldig, zij bepaalt niets, aan ieder overlatende wat hij daaronder zich voorstelt. Hoe luidt zij? Aldus: zoo waarlijk helpe mij God almachtig. Zietdaar alles. Is dat nu de moeite waard om er zoo'n drukte over te maken? Laat ieder er onder verstaan wat hij wil, de staat is te vreden als die woorden maar gebruikt zijn.+Maar onze eedsformule is zoo onschuldig, zij bepaalt niets, aan ieder overlatende wat hij daaronder zich voorstelt. Hoe luidt zij? Aldus: zoo waarlijk helpe mij God almachtig. Zietdaar alles. Is dat nu de moeite waard om er zoo'n drukte over te maken? Laat ieder er onder verstaan wat hij wil, de staat is te vreden ​//als die woorden maar gebruikt zijn.//
  
 Dergelijke gebruikelijke redeneeringen zijn door en door onzedelijk, zij bederven den waarheidszin en ondermijnen daardoor de gezande ontwikkeling,​ die alleen verkregen kan worden door onvoorwaardelijke trouw aan de waarheid. Dergelijke gebruikelijke redeneeringen zijn door en door onzedelijk, zij bederven den waarheidszin en ondermijnen daardoor de gezande ontwikkeling,​ die alleen verkregen kan worden door onvoorwaardelijke trouw aan de waarheid.
Regel 54: Regel 54:
 De ernst, die uit het weigeren spreekt, moet hooger gewaardeerd worden dan het gedachteloos en karakteloos uitspreken van woorden wier zin is verloren gegaan. De ernst, die uit het weigeren spreekt, moet hooger gewaardeerd worden dan het gedachteloos en karakteloos uitspreken van woorden wier zin is verloren gegaan.
  
-Nu moge de heer Wintgens voor zich een zeker recht reserveeren om te pas of anders te onpas — in elk geval ongepast — te verklaren dat Nederland geen atheïstische Staat is, ieder kon daarop ten antwoord geven: en evenmin theïstisch of phanteïstisch of supranaturalistisch. Maar wat is atheïsme? Misschien antwoordt de heer Wintgens met zoovelen: ieder die niet aan God gelooft, is een atheïst Alsof niet hierop gerepliceerd zou worden, aan welken God, aan dien des heeren Wintgens of van wien? Zoolang het niet op den weg van den Staat ligt, om een bepaling van het woord God te geven, zoolang moet in den Staat een ieder vrijheid hebben, om van God zich een voorstelling te maken naar zijn eigen opvatting, ook om zich geen voorstelling te maken, opdat niet de vrijheid om zijn godsdienstige meeningen te belijden, tot een woord wordt gemaakt en de grondwet tot een stuk wit papier, waarop de tijdelijke en toevallige meerderheid kan neerschrijven wat zij wil.+Nu moge de heer Wintgens voor zich een zeker recht reserveeren om te pas of anders te onpas — in elk geval ongepast — te verklaren dat Nederland geen atheïstische Staat is, ieder kon daarop ten antwoord geven: en evenmin theïstisch of phanteïstisch of supranaturalistisch. Maar wat is atheïsme? Misschien antwoordt de heer Wintgens met zoovelen: ieder die niet aan God gelooft, is een atheïst Alsof niet hierop gerepliceerd zou worden, aan welken God, aan dien des heeren Wintgens of van wien? Zoolang het niet op den weg van den Staat ligt, om een bepaling van het woord //God// te geven, zoolang moet in den Staat een ieder vrijheid hebben, om van God zich een voorstelling te maken naar zijn eigen opvatting, ook om zich geen voorstelling te maken, opdat niet de vrijheid om zijn godsdienstige meeningen te belijden, tot een woord wordt gemaakt en de grondwet tot een stuk wit papier, waarop de tijdelijke en toevallige meerderheid kan neerschrijven wat zij wil.
  
 Terecht vroeg de heer van der Kaay bij gelegenheid van het behandelen der wet, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers: "hoe moet het dan toch gaan met hen, die tot geen bepaalde gezindte behooren of wier overtuiging hun het eedzweeren verbiedt, ofschoon de leer hunner gezindte zich daartegen niet verzet?"​ Met andere woorden: heeft in Nederland iemand het recht niet te behooren tot eenige godsdienstige gezindte? De meerderheid schijnt te meenen . dat de kinderen op school tot neutrale menschen moeten worden opgevoed, terwijl de neutrale Staat, die geen partij mag kiezen in godsdienstige zaken en dus in geen wet bepalingen mag opnemen in strijd met dit ingenomen standpunt, niet schijnt te mogen bestaan, ten minste zoolang men den mensch den burger, verbiedt om neutraal te blijven zoodra hij volwassen is. Terecht vroeg de heer van der Kaay bij gelegenheid van het behandelen der wet, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers: "hoe moet het dan toch gaan met hen, die tot geen bepaalde gezindte behooren of wier overtuiging hun het eedzweeren verbiedt, ofschoon de leer hunner gezindte zich daartegen niet verzet?"​ Met andere woorden: heeft in Nederland iemand het recht niet te behooren tot eenige godsdienstige gezindte? De meerderheid schijnt te meenen . dat de kinderen op school tot neutrale menschen moeten worden opgevoed, terwijl de neutrale Staat, die geen partij mag kiezen in godsdienstige zaken en dus in geen wet bepalingen mag opnemen in strijd met dit ingenomen standpunt, niet schijnt te mogen bestaan, ten minste zoolang men den mensch den burger, verbiedt om neutraal te blijven zoodra hij volwassen is.
  
-En men achtte dit alles niet gering, want door het vorderen van den eed met dogmatischen inhoud wordt nadeel berokkend aan den mensch, die zich ernstig rekenschap geeft van hetgeen hij doet, nadeel in financieel opzicht, waar hij uitgesloten wordt van het aanvaarden van alle erfenissen, die te zijnen bate kunnen komen na aangifte voor de successiebelasting,​ waar hij van alle betrekkingen is buiten gesloten, bij wier aanvaarding een eed in dien vorm is voorgeschreven,​ nadeel in lichamelijk opzicht, waar hij bij getuigenis afleggen +En men achtte dit alles niet gering, want door het vorderen van den eed met dogmatischen inhoud wordt nadeel berokkend aan den mensch, die zich ernstig rekenschap geeft van hetgeen hij doet, nadeel in financieel opzicht, waar hij uitgesloten wordt van het aanvaarden van alle erfenissen, die te zijnen bate kunnen komen na aangifte voor de successiebelasting,​ waar hij van alle betrekkingen is buiten gesloten, bij wier aanvaarding een eed in dien vorm is voorgeschreven,​ nadeel in lichamelijk opzicht, waar hij bij getuigenis afleggen in een krimineel vonnis beroofd wordt van zijn vrijheid door opsluiting in de gevangenis. De Staat mag den burger niet plaatsen tusschen zijn geweten en zijn beurs, tusschen zijn geweten en zijn vrijheid. In een rechtsstaat mogen zulke dingen niet voorkomen en zoo zulks geschiedt, moet hoe eer hoe beter getracht worden de mogelijkheid van zulke tegenstellingen weg te nemen. Daarom is de gedane eisch niets anders dan een voorwaarde, om geloofs- en gewetensvrijheid die in beginsel is aangenomen, in toepassing te erkennen. Waar de eed wordt gevorderd met een dogmatischen inhoud zooals nu, daar is dat een aanranding der gewetensvrijheid. Dus plicht der wetgevende macht is, om vrijheid te laten in eedsvorm, evenals in Frankrijk en Italië bestaat, waar het genoeg is, als men zegt: ik zweer.
- +
-in een krimineel vonnis beroofd wordt van zijn vrijheid door opsluiting in de gevangenis. De Staat mag den burger niet plaatsen tusschen zijn geweten en zijn beurs, tusschen zijn geweten en zijn vrijheid. In een rechtsstaat mogen zulke dingen niet voorkomen en zoo zulks geschiedt, moet hoe eer hoe beter getracht worden de mogelijkheid van zulke tegenstellingen weg te nemen. Daarom is de gedane eisch niets anders dan een voorwaarde, om geloofs- en gewetensvrijheid die in beginsel is aangenomen, in toepassing te erkennen. Waar de eed wordt gevorderd met een dogmatischen inhoud zooals nu, daar is dat een aanranding der gewetensvrijheid. Dus plicht der wetgevende macht is, om vrijheid te laten in eedsvorm, evenals in Frankrijk en Italië bestaat, waar het genoeg is, als men zegt: ik zweer.+
  
 Laat ons zorgdragen, dat niet jezuïtische beginselen het richtsnoer worden van handel en wandel. in wet en verordening,​ in ‘t leven geroepen door hen, die zich zeer vijandig stellen tegenover de jezuitenorde,​ want dan bezorgen we haar de grootste overwinning die denkbaar is. Laat ons zorgdragen, dat niet jezuïtische beginselen het richtsnoer worden van handel en wandel. in wet en verordening,​ in ‘t leven geroepen door hen, die zich zeer vijandig stellen tegenover de jezuitenorde,​ want dan bezorgen we haar de grootste overwinning die denkbaar is.
Regel 68: Regel 66:
 Hoe droevig oppervlakkig een belangrijk vraagstuk door onze dagblad schrijvers wordt behandeld, daarvan is onlangs een kenmerkend staaltje gegeven in een artikel van het te 's Gravenhage verschijnend blad "Het Vaderland",​ n.l. in het nummer van Donderdag 30 Mei 1878. Ik wil ten slotte aantoonen — dit eene voorbeeld nemende voor velen — dat het onlogisch is van inhoud, onzedelijk van strekking. Hoe droevig oppervlakkig een belangrijk vraagstuk door onze dagblad schrijvers wordt behandeld, daarvan is onlangs een kenmerkend staaltje gegeven in een artikel van het te 's Gravenhage verschijnend blad "Het Vaderland",​ n.l. in het nummer van Donderdag 30 Mei 1878. Ik wil ten slotte aantoonen — dit eene voorbeeld nemende voor velen — dat het onlogisch is van inhoud, onzedelijk van strekking.
  
-Onlogisch van inhoud. Eerst wordt de liberale partij beschuldigd van inkonsekwentie,​ waar zij bij de successiewet niet evenzeer heeft getracht de woorden "op de wijze zijner godsdienstige gezindheid"​ te verwijderen als bij gelegenheid van de vertalerswet. Die beschuldiging is juist. Logisch zou daaruit volgen, dat deze inkonsekwentie als verwijt moet worden aangemerkt, maar wie dat meent, heeft buiten den waard d.i. buiten de logica van het Vaderland gerekend, want uitdrukkelijk wordt verklaard, dat er van die inkonsekwentie aan de liberale partij geen verwijt gemaakt wordt En waarom niet.’ Omdat het Vaderland betwijfelt, dat het eerste votum van 3 April een "​weldoordacht"​ is geweest. En waarom niet weldoordacht?​ Omdat het Vaderland het er niet mede eens is. Dus we krijgen de volgende konklusies: een votum houdt op weldoordacht te zijn, als men het er niet mede eens is, een inkonsekwentie strekt niet tot verwijt, als men maar terugkeert van de dwaling zijns weegs.+//Onlogisch van inhoud.// Eerst wordt de liberale partij beschuldigd van inkonsekwentie,​ waar zij bij de successiewet niet evenzeer heeft getracht de woorden "op de wijze zijner godsdienstige gezindheid"​ te verwijderen als bij gelegenheid van de vertalerswet. Die beschuldiging is juist. Logisch zou daaruit volgen, dat deze inkonsekwentie als verwijt moet worden aangemerkt, maar wie dat meent, heeft buiten den waard d.i. buiten de logica van het Vaderland gerekend, want uitdrukkelijk wordt verklaard, dat er van die inkonsekwentie aan de liberale partij geen verwijt gemaakt wordt En waarom niet.’ Omdat het Vaderland betwijfelt, dat het eerste votum van 3 April een "​weldoordacht"​ is geweest. En waarom niet weldoordacht?​ Omdat het Vaderland het er niet mede eens is. Dus we krijgen de volgende konklusies: een votum houdt op weldoordacht te zijn, als men het er niet mede eens is, een inkonsekwentie strekt niet tot verwijt, als men maar terugkeert van de dwaling zijns weegs.
  
 Dergelijke leerstellingen,​ verdedigd in een blad van andere richting, zouden sterke tegenspraak ondervinden;​ wie niet meet met twee maten moet hetzelfde getuigen, nu het geschiedt van zoogenaamd liberale zijde. Dergelijke leerstellingen,​ verdedigd in een blad van andere richting, zouden sterke tegenspraak ondervinden;​ wie niet meet met twee maten moet hetzelfde getuigen, nu het geschiedt van zoogenaamd liberale zijde.
Regel 74: Regel 72:
 Iets verder heet het: "in elk geval wachte men zich zelfs voor den schijn dat op gemoedsbezwaren van ongeloovigen meer regard worde geslagen dan op gemoedsbezwaren van geloovigen. Straks bij de behandeling der schoolwet zal de conscientie weder een groote rol spelen, maar naar alle waarschijnlijkheid zal de liberale partij zich daardoor niet laten weerhouden om voor het volksonderwijs te doen, wat wenschelijk en noodig is. Op dat standpunt dient men zich evenzeer te plaatsen bij de eedskwestie."​ Rekende men niet op de onnadenkendheid der lezers, men zou zulke zinledige woorden thuis houden. Immers het groote woord: "wat wenschelijk en noodig is", moet de oogen verblinden, want de vraag loopt juist over hetgeen wenschelijk en noodig wordt geacht, in casu of het wenschelijk en noodig wordt geacht geen regard te slaan noch op de gemoedsbezwaren van geloovigen noch op die van ongeloovigen. Stond het vast, dat de liberale partij terecht weigerde het oor te leenen aan gemoedsbezwaren in de schoolkwestie,​ dan zou de eerste zin gerechtvaardigd zijn ten opzichte der bezwaren van de ongeloovigen,​ maar nu zal iemand logisch tot de konklusie komen: zoowel in het eene als in het andere geval handelt men verkeerd en dit als voorbeeld te stellen bij de eedskwestie,​ is dus een onjuist standpunt in te nemen. Iets verder heet het: "in elk geval wachte men zich zelfs voor den schijn dat op gemoedsbezwaren van ongeloovigen meer regard worde geslagen dan op gemoedsbezwaren van geloovigen. Straks bij de behandeling der schoolwet zal de conscientie weder een groote rol spelen, maar naar alle waarschijnlijkheid zal de liberale partij zich daardoor niet laten weerhouden om voor het volksonderwijs te doen, wat wenschelijk en noodig is. Op dat standpunt dient men zich evenzeer te plaatsen bij de eedskwestie."​ Rekende men niet op de onnadenkendheid der lezers, men zou zulke zinledige woorden thuis houden. Immers het groote woord: "wat wenschelijk en noodig is", moet de oogen verblinden, want de vraag loopt juist over hetgeen wenschelijk en noodig wordt geacht, in casu of het wenschelijk en noodig wordt geacht geen regard te slaan noch op de gemoedsbezwaren van geloovigen noch op die van ongeloovigen. Stond het vast, dat de liberale partij terecht weigerde het oor te leenen aan gemoedsbezwaren in de schoolkwestie,​ dan zou de eerste zin gerechtvaardigd zijn ten opzichte der bezwaren van de ongeloovigen,​ maar nu zal iemand logisch tot de konklusie komen: zoowel in het eene als in het andere geval handelt men verkeerd en dit als voorbeeld te stellen bij de eedskwestie,​ is dus een onjuist standpunt in te nemen.
  
-Onzedelijk van strekking. Het Vaderland schrijft: het is ons een raadsel hoe een ongeloovige tegen het afleggen van een eed, hem door de wet opgelegd, overwegend bezwaar kon hebben. Hoogstens kan hij zeggen, dat die eed voor hem comedie is en dat men hem even goed bij Neptunus of Jupiter zou kunnen laten zweeren. Maar daar blijft het dan ook bij. Indien men toch de gewone formule van hem vordert, dan kan hij dat volkomen overbodig, maar onmogelijk inbreuk op zijn consciëntie noemen."​ De schrijver heeft blijkbaar niet het minste begrip van hetgeen hij noemt een "​ongeloovige",​ evenmin van hetgeen een eerlijk en waarheidlievend mensch moet doen. Geen wonder dat bij die twee omstandigheden het voor hem een raadsel is, dat iemand bezwaar maakt tegen het afleggen van den eed. "​Hoogstens kan hij zeggen dat die eed voor hem comedie is.... maar daar blijft het dan ook bij."+//Onzedelijk van strekking.// Het Vaderland schrijft: het is ons een raadsel hoe een ongeloovige tegen het afleggen van een eed, hem door de wet opgelegd, overwegend bezwaar kon hebben. Hoogstens kan hij zeggen, dat die eed voor hem comedie is en dat men hem even goed bij Neptunus of Jupiter zou kunnen laten zweeren. Maar daar blijft het dan ook bij. Indien men toch de gewone formule van hem vordert, dan kan hij dat volkomen overbodig, maar onmogelijk inbreuk op zijn consciëntie noemen."​ De schrijver heeft blijkbaar niet het minste begrip van hetgeen hij noemt een "​ongeloovige",​ evenmin van hetgeen een eerlijk en waarheidlievend mensch moet doen. Geen wonder dat bij die twee omstandigheden het voor hem een raadsel is, dat iemand bezwaar maakt tegen het afleggen van den eed. "​Hoogstens kan hij zeggen dat die eed voor hem comedie is.... maar daar blijft het dan ook bij."
  
 Lichtzinniger en oppervlakkiger kan er moeilijk iets gezegd worden. Moet het eedafleggen dan als comedie worden beschouwd? Zou zulk een eed eenige waarde hebben? Daarmede is een ongeloovige niet tevreden, hij is er te eerlijk toe. Een bevestiging der waarheid mag voor hem niet door den vorm tot comedie worden gemaakt. Hij heeft de waarheid te lief, om haar te ontheiligen. Zou iemand waarde hechten aan de plechtige verzekering:​ zoo waar als de sneeuw zwart is, zoowaar beloof ik u dit of dat? Immers neen. Daarom te eischen dat men iets verzekert onder aanroeping van iemand of iets, dat niet bestaat voor hem die aanroept, dat is de onzedelijkheid van staatswege tot wet verheffen. En daar de dwang om onwaarheid te spreken, inbreuk is op 's menschen conscientie,​ indien het althans normaal is ontwikkeld, daarom is door dien eisch wel degelijk inbreuk op de conscientie gemaakt. Lichtzinniger en oppervlakkiger kan er moeilijk iets gezegd worden. Moet het eedafleggen dan als comedie worden beschouwd? Zou zulk een eed eenige waarde hebben? Daarmede is een ongeloovige niet tevreden, hij is er te eerlijk toe. Een bevestiging der waarheid mag voor hem niet door den vorm tot comedie worden gemaakt. Hij heeft de waarheid te lief, om haar te ontheiligen. Zou iemand waarde hechten aan de plechtige verzekering:​ zoo waar als de sneeuw zwart is, zoowaar beloof ik u dit of dat? Immers neen. Daarom te eischen dat men iets verzekert onder aanroeping van iemand of iets, dat niet bestaat voor hem die aanroept, dat is de onzedelijkheid van staatswege tot wet verheffen. En daar de dwang om onwaarheid te spreken, inbreuk is op 's menschen conscientie,​ indien het althans normaal is ontwikkeld, daarom is door dien eisch wel degelijk inbreuk op de conscientie gemaakt.
  
-Maar als het publiek belang het vordert? Zoo vraagt men. Ik antwoord: het publiek belang kan niet, kan nooit en ander geenerlei omstandigheid vorderen, dat verklaringen worden ​geëischt ​in een vorm, waaraan niet de minste waarde wordt gehecht. Iemand die niet aan dien God gelooft, en toch die woorden gebruikt, hij heeft geen meineed gedaan, als hij onwaarheid heeft verklaard, want hoe kan hij meineed doen terwijl hij geen eed — want die woorden beteekenden immers niets! —  heeft afgelegd.’ Door den eed is niet de minste waarborg tegen kwade trouw gegeven. Integendeel zooals het meestal gaat, de goeden zullen er onder lijden, omdat zij de zaak te ernstig nemen, terwijl de kwaden niet opzien tegen het gebruik van welke woorden ook.+Maar als het publiek belang het vordert? Zoo vraagt men. Ik antwoord: het publiek belang ​//kan niet, kan nooit// en //​onder ​geenerlei omstandigheid// vorderen, dat verklaringen worden ​ge-eischt ​in een vorm, waaraan niet de minste waarde wordt gehecht. Iemand die niet aan dien God gelooft, en toch die woorden gebruikt, hij heeft geen meineed gedaan, als hij onwaarheid heeft verklaard, want hoe kan hij meineed doen terwijl hij geen eed — want die woorden beteekenden immers niets! —  heeft afgelegd.’ Door den eed is niet de minste waarborg tegen kwade trouw gegeven. Integendeel zooals het meestal gaat, de goeden zullen er onder lijden, omdat zij de zaak te ernstig nemen, terwijl de kwaden niet opzien tegen het gebruik van welke woorden ook.
  
 Indien de straffen op belofte, verzekering,​ onder welken vorm ook, gelijk staan niet die op meineed, dan bestaat er niet het minste bezwaar tegen het afschaffen van een vorm, waardoor de vrijheid om zijn godsdienstige meeningen te belijden — een grondwettig recht van alle burgers! — wordt aan banden gelegd. Indien de straffen op belofte, verzekering,​ onder welken vorm ook, gelijk staan niet die op meineed, dan bestaat er niet het minste bezwaar tegen het afschaffen van een vorm, waardoor de vrijheid om zijn godsdienstige meeningen te belijden — een grondwettig recht van alle burgers! — wordt aan banden gelegd.
  
-Het verkondigen van theorien ​als in het Vaderland ten opzichte der eedskwestie,​ is in elk geval en uit het oogpunt der logica en uit dat der zedelijkheid,​ die de basis moet zijn van gezonde volksontwikkeling,​ afkeurenswaardig.+Het verkondigen van theorieën ​als in het Vaderland ten opzichte der eedskwestie,​ is in elk geval en uit het oogpunt der logica en uit dat der zedelijkheid,​ die de basis moet zijn van gezonde volksontwikkeling,​ afkeurenswaardig.
  
-Wij wenschee, dat het der Regeering moge behagen, spoedig een wetsontwerp dienaangaande in te dienen, opdat de eedskwestie niet incidenteel worde behandeld, maar afzonderlijk het onderwerp uitmake van de ernstige overweging der zich noemende volksvertegenwoordiging. Moge er dan gelet worden op de bezwaren der "​geloovigen",​ maar ook op die der "​ongeloovigen",​ opdat er noch aan de eene noch aan de andere zijde ecu privilegie worde verleend op het stuk van geloofs- of gewetensvrijheid. In ons land, waar altijd en bij alle feestelijke gelegenheden wordt gepraat over het bezit dier vrijheid, worde zij eindelijk tot daad verheven.+Wij wenschee, dat het der Regeering moge behagen, spoedig een wetsontwerp dienaangaande in te dienen, opdat de eedskwestie niet incidenteel worde behandeld, maar afzonderlijk het onderwerp uitmake van de ernstige overweging der zich noemende volksvertegenwoordiging. Moge er dan gelet worden op de bezwaren der "​geloovigen",​ maar ook op die der "​ongeloovigen",​ opdat er noch aan de eene noch aan de andere zijde ecu privilegie worde verleend op het stuk van geloofs- of gewetensvrijheid. In ons land, waar altijd en bij alle feestelijke gelegenheden wordt //gepraat// over het bezit dier vrijheid, worde zij eindelijk ​//tot daad// verheven.
  
-//F. Dómela ​Nieuwenhuis//​+//F. Domela ​Nieuwenhuis//​
  
 //'s Gravenhage, Juni ’78,// //'s Gravenhage, Juni ’78,//
namespace/het_vraagstuk_van_de_eedsformule.txt · Laatst gewijzigd: 20/04/20 06:37 door defiance