Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:anarchisme_van_de_daad

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
Laatste revisie Beide kanten volgende revisie
namespace:anarchisme_van_de_daad [05/08/19 14:55]
defiance
namespace:anarchisme_van_de_daad [27/12/19 17:03]
defiance aangemaakt
Regel 15: Regel 15:
 //Dr. A.L. Constandse//​ //Dr. A.L. Constandse//​
    
-===== I Herleving van een theorie =====+===== IHerleving van een theorie =====
  
 ==== In de schemer ==== ==== In de schemer ====
Regel 67: Regel 67:
 Niettemin ging er de laatste jaren een zekere inspiratie uit van anarchistische denkwijzen en van voorheen aangewende strijdwijzen. Dit alleen reeds rechtvaardigt een nadere beschouwing over de libertaire beginselen en activiteiten. Niettemin ging er de laatste jaren een zekere inspiratie uit van anarchistische denkwijzen en van voorheen aangewende strijdwijzen. Dit alleen reeds rechtvaardigt een nadere beschouwing over de libertaire beginselen en activiteiten.
  
-===== II Filosofie der vrijheid =====+===== IIFilosofie der vrijheid =====
  
 ==== Het individualisme ==== ==== Het individualisme ====
Regel 111: Regel 111:
 ‘Vrijheid van drukpers en vergadering,​ onschendbaarheid der woning en al dat andere worden slechts gerespecteerd,​ zolang het volk er geen gebruik van maakt tegen de bevoorrechte klassen. Maar de dag, dat het volk er zich van bedient om de privileges te ondermijnen,​ op die dag worden al die zogenaamde vrijheden over boord geworpen.’ De volken echter willen nu reeds ‘de autonomie der provincies, der gemeenten, der arbeidersgroepen,​ die onderling verbonden behoren te zijn, niet meer door een macht die beveelt, maar door de banden van wederzijdse vrije overeenkomsten.’ Daarbij behoren de productiemiddelen,​ het ‘opgehoopte sociale kapitaal’,​ gesocialiseerd te worden. ‘Wij hebben de sociale revolutie nodig, dat wil zeggen: de in-bezit-neming van alle sociale rijkdom door het volk en het opheffen van alle regeringen.’ De omwenteling zal een proces van jaren zijn, waarin de mensen door revolutionaire ervaring zich steeds meer in anarchistische richting zullen ontwikkelen. Er zal veel vernietigd moeten worden: Kropotkin zegt Bakoenin na, dat ‘het instinct der vernietiging tegelijk het instinct der vernieuwing is.’ Toch zal de revolutie geen schrikbewind zijn, en elke partijdictatuur moet men afwijzen. Van onder op moeten veelvormige associaties met elkaar in verbinding treden ter verdediging der omwenteling (desnoods met geweld, maar dit zal afhangen van de mate van weerstand die staat en bourgoisie bieden) en ter reorganisatie der samenleving. Verscheidene keren zullen wij terugkomen op de invloed en de praktische toepassing der denkbeelden van Kropotkin en op zijn persoonlijk optreden, onder andere met betrekking tot de Russische revolutie. Schaars zijn ook na hem concrete publicaties over de maatschappij der toekomst, omdat na de bevrijdende omwenteling de opbouw moet geschieden als een experimentele permanente evolutie. Geopperde mogelijkheden inzake de wijziging van de rol van het geld, de reorganisatie der productie, de boekhouding en een nieuwe distributie zijn nochtans verschenen in verscheidene libertaire publicaties. (Een samenvatting daarvan o.a. in: A.L. Constandse: ‘Grondslagen van het anarchisme’,​ 1938). ‘Vrijheid van drukpers en vergadering,​ onschendbaarheid der woning en al dat andere worden slechts gerespecteerd,​ zolang het volk er geen gebruik van maakt tegen de bevoorrechte klassen. Maar de dag, dat het volk er zich van bedient om de privileges te ondermijnen,​ op die dag worden al die zogenaamde vrijheden over boord geworpen.’ De volken echter willen nu reeds ‘de autonomie der provincies, der gemeenten, der arbeidersgroepen,​ die onderling verbonden behoren te zijn, niet meer door een macht die beveelt, maar door de banden van wederzijdse vrije overeenkomsten.’ Daarbij behoren de productiemiddelen,​ het ‘opgehoopte sociale kapitaal’,​ gesocialiseerd te worden. ‘Wij hebben de sociale revolutie nodig, dat wil zeggen: de in-bezit-neming van alle sociale rijkdom door het volk en het opheffen van alle regeringen.’ De omwenteling zal een proces van jaren zijn, waarin de mensen door revolutionaire ervaring zich steeds meer in anarchistische richting zullen ontwikkelen. Er zal veel vernietigd moeten worden: Kropotkin zegt Bakoenin na, dat ‘het instinct der vernietiging tegelijk het instinct der vernieuwing is.’ Toch zal de revolutie geen schrikbewind zijn, en elke partijdictatuur moet men afwijzen. Van onder op moeten veelvormige associaties met elkaar in verbinding treden ter verdediging der omwenteling (desnoods met geweld, maar dit zal afhangen van de mate van weerstand die staat en bourgoisie bieden) en ter reorganisatie der samenleving. Verscheidene keren zullen wij terugkomen op de invloed en de praktische toepassing der denkbeelden van Kropotkin en op zijn persoonlijk optreden, onder andere met betrekking tot de Russische revolutie. Schaars zijn ook na hem concrete publicaties over de maatschappij der toekomst, omdat na de bevrijdende omwenteling de opbouw moet geschieden als een experimentele permanente evolutie. Geopperde mogelijkheden inzake de wijziging van de rol van het geld, de reorganisatie der productie, de boekhouding en een nieuwe distributie zijn nochtans verschenen in verscheidene libertaire publicaties. (Een samenvatting daarvan o.a. in: A.L. Constandse: ‘Grondslagen van het anarchisme’,​ 1938).
  
-===== III De revoluties van 1848 =====+===== IIIDe revoluties van 1848 =====
  
 ==== Klassenstrijd ==== ==== Klassenstrijd ====
Regel 117: Regel 117:
 Het is gewoonte geworden, op grond van marxistische theorieën, de revoluties van Het is gewoonte geworden, op grond van marxistische theorieën, de revoluties van
 1848 te beschouwen als burgerlijke bewegingen, omdat de tijd voor het socialisme nog niet rijp zou zijn geweest. Erkent men dit laatste, dan was er in 1917 in Rusland natuurlijk evenmin een basis voor socialistische politiek: dit land was technisch en economisch nog achterlijker,​ de arbeidersklasse was er nog zwakker dan in het Frankrijk van 1848. Juist is dat de meeste opstandige bewegingen van 1848 patriottisch van aard waren. In Frankrijk echter kon men wel degelijk spreken van een echte klassenstrijd tussen arbeiders en burgers. Aanvankelijk was dit ook het standpunt van Marx zelf en van zijn aanhangers. In hun ‘Neue Rheinische Zeitung’ werd betoogd, dat de bloedige juni-dagen in Parijs hadden aangetoond, dat de klassenstrijd een feit was. Voorbij was de tijd om te spreken van klassenverzoening en samenwerking. In het Communistisch Manifest, geschreven kort voordat de bedoelde opstanden waren begonnen, wordt dezelfde hoop gevoed dat het toenmaals bestaande proletariaat bij machte zou zijn, het socialisme te grondvesten. Maar na de nederlaag van 1848 komt Marx (o.a. in zijn ‘Klassenkämpfe’) tot de conclusie dat er van de Franse radicalen weinig te verwachten valt, dat zij (zelfs als arbeiders) kleinburgers zijn en hun leiders nog meer. Later verwacht Marx alles van ... de Duitsers. Friedrich Engels keerde zich na Marx' dood, in een voorrede tot die ‘Klassenkämpfe’,​ tegen de hele methode der revolutie. ‘De geschiedenis heeft ons ongelijk gegeven, zij heeft onze toenmalige illusie verstoord, zij heeft ook de voorwaarden waaronder het proletariaat moet strijden omgewenteld. De strijdwijze van 1848 is thans in elk opzicht verouderd.’ Een lange periode van ideologische voorbereiding zou nodig zijn. ‘Maken wij ons hierover geen illusies: een werkelijke overwinning van een opstand in straatgevechten met militairen behoort tot de zeldzaamheden ... De tijd der overrompelingen,​ van revoluties die worden doorgevoerd door kleine bewuste minderheden aan de spits van onbewuste massa'​s,​ is voorbij.’ De problematiek is hoogst actueel in een tijd van guerrilla'​s,​ die door bescheiden strijdgroepen begonnen worden (zoals die van Tito, Mao, Castro en in tal van nog koloniale of semiafhankelijke gebieden) en in de periode van het vestigen van ‘focos’ (vuurhaarden) van verzet, zoals Che Guevara voorstond. Met het klassieke marxisme schijnt deze laatste strijdwijze moeilijk te verzoenen. 1848 te beschouwen als burgerlijke bewegingen, omdat de tijd voor het socialisme nog niet rijp zou zijn geweest. Erkent men dit laatste, dan was er in 1917 in Rusland natuurlijk evenmin een basis voor socialistische politiek: dit land was technisch en economisch nog achterlijker,​ de arbeidersklasse was er nog zwakker dan in het Frankrijk van 1848. Juist is dat de meeste opstandige bewegingen van 1848 patriottisch van aard waren. In Frankrijk echter kon men wel degelijk spreken van een echte klassenstrijd tussen arbeiders en burgers. Aanvankelijk was dit ook het standpunt van Marx zelf en van zijn aanhangers. In hun ‘Neue Rheinische Zeitung’ werd betoogd, dat de bloedige juni-dagen in Parijs hadden aangetoond, dat de klassenstrijd een feit was. Voorbij was de tijd om te spreken van klassenverzoening en samenwerking. In het Communistisch Manifest, geschreven kort voordat de bedoelde opstanden waren begonnen, wordt dezelfde hoop gevoed dat het toenmaals bestaande proletariaat bij machte zou zijn, het socialisme te grondvesten. Maar na de nederlaag van 1848 komt Marx (o.a. in zijn ‘Klassenkämpfe’) tot de conclusie dat er van de Franse radicalen weinig te verwachten valt, dat zij (zelfs als arbeiders) kleinburgers zijn en hun leiders nog meer. Later verwacht Marx alles van ... de Duitsers. Friedrich Engels keerde zich na Marx' dood, in een voorrede tot die ‘Klassenkämpfe’,​ tegen de hele methode der revolutie. ‘De geschiedenis heeft ons ongelijk gegeven, zij heeft onze toenmalige illusie verstoord, zij heeft ook de voorwaarden waaronder het proletariaat moet strijden omgewenteld. De strijdwijze van 1848 is thans in elk opzicht verouderd.’ Een lange periode van ideologische voorbereiding zou nodig zijn. ‘Maken wij ons hierover geen illusies: een werkelijke overwinning van een opstand in straatgevechten met militairen behoort tot de zeldzaamheden ... De tijd der overrompelingen,​ van revoluties die worden doorgevoerd door kleine bewuste minderheden aan de spits van onbewuste massa'​s,​ is voorbij.’ De problematiek is hoogst actueel in een tijd van guerrilla'​s,​ die door bescheiden strijdgroepen begonnen worden (zoals die van Tito, Mao, Castro en in tal van nog koloniale of semiafhankelijke gebieden) en in de periode van het vestigen van ‘focos’ (vuurhaarden) van verzet, zoals Che Guevara voorstond. Met het klassieke marxisme schijnt deze laatste strijdwijze moeilijk te verzoenen.
-  
-//P.-J. Proudhon (schilderij van Gustave Courbet)// 
-  
-//Michael Bakoenin// 
    
 Overigens is de Franse revolutie van 1848 wel degelijk een proletarische opstand geweest. De beste getuigenis daarvan vindt men in het befaamde werk van de conservatieve en anti-socialistische Alexis graaf de Tocqueville:​ ‘Souvenirs’. Hij noemt als oorzaken van de februari-revolutie:​ het feit dat binnen dertig jaar Parijs de eerste industriestad van Frankrijk was geworden, die een geheel nieuwe bevolking van werklieden had gevormd of aangelokt, nog vermeerderd met arbeiders voor de vestingbouw;​ de jacht naar ‘stoffelijke genietingen’;​ het democratische gevoel van afgunst op de rijken; de economische en staatkundige theorieën die wilden doen geloven, dat de ellende een gevolg der wetten was en niet van de Voorzienigheid,​ en die een grondige hervorming der instellingen eiste; de minachting voor de regerende klassen; de centralisatie,​ die tot gevolg had dat de partij, die Parijs in handen had, ook de staat beheerste, zodat revolutionaire bewegingen zich concentreerden op de hoofdstad; en de algemene onvastheid van regimes, ideeën en zeden. De auteur was zowel getroffen door het overwicht der arbeiders als door de geringe aanwezigheid van haat. Voor het eerst in de historie van Frankrijk, aldus Tocqueville,​ was een omwenteling ontketend buiten de burgerlijke partijen om. ‘Door deze geweldige schok waren eindelijk de twee partijen, die in Frankrijk eigenlijk het sociale lichaam vormden, vrijwel voor goed uiteen gegaan en het volk, voorheen terzijde gebleven, raakte alleen in het bezit van de macht. Niets was zo nieuw in onze geschiedenisboeken.’ Alleen het volk ‘droeg wapenen, hield de wacht bij openbare gebouwen, waakte voor de orde, deelde bevelen uit en strafte, waar het dit nodig vond.’ En de schrijver verzucht: ‘Het was iets buitengewoons en angstwekkends,​ deze onmetelijke stad waar zovele rijkdommen waren opgehoopt, of liever deze grote natie, alleen in handen te zien van mensen die niets bezaten.’ Hij beschreef hoe de bezittende klassen op dat ogenblik als verlamd waren van schrik. Overigens is de Franse revolutie van 1848 wel degelijk een proletarische opstand geweest. De beste getuigenis daarvan vindt men in het befaamde werk van de conservatieve en anti-socialistische Alexis graaf de Tocqueville:​ ‘Souvenirs’. Hij noemt als oorzaken van de februari-revolutie:​ het feit dat binnen dertig jaar Parijs de eerste industriestad van Frankrijk was geworden, die een geheel nieuwe bevolking van werklieden had gevormd of aangelokt, nog vermeerderd met arbeiders voor de vestingbouw;​ de jacht naar ‘stoffelijke genietingen’;​ het democratische gevoel van afgunst op de rijken; de economische en staatkundige theorieën die wilden doen geloven, dat de ellende een gevolg der wetten was en niet van de Voorzienigheid,​ en die een grondige hervorming der instellingen eiste; de minachting voor de regerende klassen; de centralisatie,​ die tot gevolg had dat de partij, die Parijs in handen had, ook de staat beheerste, zodat revolutionaire bewegingen zich concentreerden op de hoofdstad; en de algemene onvastheid van regimes, ideeën en zeden. De auteur was zowel getroffen door het overwicht der arbeiders als door de geringe aanwezigheid van haat. Voor het eerst in de historie van Frankrijk, aldus Tocqueville,​ was een omwenteling ontketend buiten de burgerlijke partijen om. ‘Door deze geweldige schok waren eindelijk de twee partijen, die in Frankrijk eigenlijk het sociale lichaam vormden, vrijwel voor goed uiteen gegaan en het volk, voorheen terzijde gebleven, raakte alleen in het bezit van de macht. Niets was zo nieuw in onze geschiedenisboeken.’ Alleen het volk ‘droeg wapenen, hield de wacht bij openbare gebouwen, waakte voor de orde, deelde bevelen uit en strafte, waar het dit nodig vond.’ En de schrijver verzucht: ‘Het was iets buitengewoons en angstwekkends,​ deze onmetelijke stad waar zovele rijkdommen waren opgehoopt, of liever deze grote natie, alleen in handen te zien van mensen die niets bezaten.’ Hij beschreef hoe de bezittende klassen op dat ogenblik als verlamd waren van schrik.
Regel 140: Regel 136:
  
 Toen de februari-revolutie kwam, verspreidde hij twee afleveringen uit het boek over ‘Solution du problème social’. Het volk zelf had de omwenteling gemaakt, het moest die ook verder doorvoeren. Maar het voorlopige bewind ging voort op de weg der vroegere regeringen. Haar decreten waren ongevraagde interventies. Het volk eiste geen blote onteigening,​ maar wederkerig bezit. De rijken kunnen worden onteigend (expropriés) maar niet van alles beroofd (dépossédés) evenmin als het Franse volk beroofd zou kunnen worden van Frankrijk. Proudhon verzette zich tegen het bijeenroepen van een nationale vergadering,​ waarbij het volk het strijdtoneel zou moeten verlaten en haar soevereiniteit zou moeten overdragen aan een autoritaire groep. In de ware republiek heeft elke burger direct deel aan het bestuur, aan de productie en de distributie. ‘De republiek is de positieve anarchie’. De vrijheid, verlost van belemmeringen,​ is niet de dochter, maar de moeder der orde. Toen de februari-revolutie kwam, verspreidde hij twee afleveringen uit het boek over ‘Solution du problème social’. Het volk zelf had de omwenteling gemaakt, het moest die ook verder doorvoeren. Maar het voorlopige bewind ging voort op de weg der vroegere regeringen. Haar decreten waren ongevraagde interventies. Het volk eiste geen blote onteigening,​ maar wederkerig bezit. De rijken kunnen worden onteigend (expropriés) maar niet van alles beroofd (dépossédés) evenmin als het Franse volk beroofd zou kunnen worden van Frankrijk. Proudhon verzette zich tegen het bijeenroepen van een nationale vergadering,​ waarbij het volk het strijdtoneel zou moeten verlaten en haar soevereiniteit zou moeten overdragen aan een autoritaire groep. In de ware republiek heeft elke burger direct deel aan het bestuur, aan de productie en de distributie. ‘De republiek is de positieve anarchie’. De vrijheid, verlost van belemmeringen,​ is niet de dochter, maar de moeder der orde.
 +
 Van april tot september 1848 gaf Proudhon ‘Le représentant du peuple’ uit, opgevolgd door ‘Le Peuple’ tot oktober 1849, en vervolgens door ‘La voix du peuple’, die aan het einde van 1850 verdwijnen moest. Om naast zijn krant ook een spreektribune te krijgen stelde hij zich (weinig consequent!) candidaat voor de nationale vergadering. Hij werd daarin niet gekozen op 23 april, maar wel bij de aanvullende verkiezingen van 4 juni. Hij had op 31 maart een voorstel gelanceerd inzake het gratis verstrekken van crediet aan het arbeidende volk, opdat dit in eigen werkplaatsen goedkoop zou kunnen produceren. De distributie behoorde zo billijk mogelijk te geschieden: de handelsprijs mocht slechts met 25% de kostprijs te boven gaan. De inkomsten der bezitters uit huren, pachten en kapitalen behoorden voorlopig met twee derden te worden verminderd. Ten dele zouden de voordelen daarvan ten goede komen aan degenen, die minder hadden te betalen, ten dele aan de gemeenschap,​ die het gratis crediet had te leveren. En om de ruil der goederen te baseren op de kostprijs zou er een ruilbank (banque d'​échange) moeten komen, een girokantoor waarvan wissels en chèques niet gedekt waren door goud, maar door de waarde van de koopwaar die in omloop was. Degenen die ruilden zouden elkaar wederzijds de waarde der chèques garanderen, in de vorm van goederen. Allerlei economische organen van de staat moesten aan dit doel dienstbaar worden gemaakt. Tenslotte zou een positieve anarchie ontstaan, de maatschappij zou zichzelve regelen en controleren. Van april tot september 1848 gaf Proudhon ‘Le représentant du peuple’ uit, opgevolgd door ‘Le Peuple’ tot oktober 1849, en vervolgens door ‘La voix du peuple’, die aan het einde van 1850 verdwijnen moest. Om naast zijn krant ook een spreektribune te krijgen stelde hij zich (weinig consequent!) candidaat voor de nationale vergadering. Hij werd daarin niet gekozen op 23 april, maar wel bij de aanvullende verkiezingen van 4 juni. Hij had op 31 maart een voorstel gelanceerd inzake het gratis verstrekken van crediet aan het arbeidende volk, opdat dit in eigen werkplaatsen goedkoop zou kunnen produceren. De distributie behoorde zo billijk mogelijk te geschieden: de handelsprijs mocht slechts met 25% de kostprijs te boven gaan. De inkomsten der bezitters uit huren, pachten en kapitalen behoorden voorlopig met twee derden te worden verminderd. Ten dele zouden de voordelen daarvan ten goede komen aan degenen, die minder hadden te betalen, ten dele aan de gemeenschap,​ die het gratis crediet had te leveren. En om de ruil der goederen te baseren op de kostprijs zou er een ruilbank (banque d'​échange) moeten komen, een girokantoor waarvan wissels en chèques niet gedekt waren door goud, maar door de waarde van de koopwaar die in omloop was. Degenen die ruilden zouden elkaar wederzijds de waarde der chèques garanderen, in de vorm van goederen. Allerlei economische organen van de staat moesten aan dit doel dienstbaar worden gemaakt. Tenslotte zou een positieve anarchie ontstaan, de maatschappij zou zichzelve regelen en controleren.
  
Regel 181: Regel 178:
  
 Op 10 mei 1849 was Bakoenin door de Saksische politie gearresteerd. Op 14 januari 1850 werd hij ter dood veroordeeld. Hij werd echter uitgeleverd aan Oostenrijk en in benauwende kleine cellen, geboeid en geketend, onvoorstelbaar gekweld. Op 15 mei 1951 werd hij opnieuw ter dood veroordeeld,​ maar daarna ‘begenadigd’:​ het vonnis werd gewijzigd in levenslange gevangenisstraf. Tegelijk echter werd hij overgeleverd aan de Russen. En op 23 mei werd hij ingesloten in de Peter-en-Paulsvesting van Sint Petersburg. Voorlopig zou hij Fransen noch Duitsers verontrusten. Op 10 mei 1849 was Bakoenin door de Saksische politie gearresteerd. Op 14 januari 1850 werd hij ter dood veroordeeld. Hij werd echter uitgeleverd aan Oostenrijk en in benauwende kleine cellen, geboeid en geketend, onvoorstelbaar gekweld. Op 15 mei 1951 werd hij opnieuw ter dood veroordeeld,​ maar daarna ‘begenadigd’:​ het vonnis werd gewijzigd in levenslange gevangenisstraf. Tegelijk echter werd hij overgeleverd aan de Russen. En op 23 mei werd hij ingesloten in de Peter-en-Paulsvesting van Sint Petersburg. Voorlopig zou hij Fransen noch Duitsers verontrusten.
-  
  
-//Si lu VeiL\' elrelteurtUX.IlOJll de ditJU. +===== IVDe commune van Parijs =====
-P,​·nds ​ ton prvprida iJ<'​!//​ +
-  +
-//Errico Malatesta in Londen// +
-  +
-===== IV De commune van Parijs =====+
  
 ==== Symbool der vrijheid ==== ==== Symbool der vrijheid ====
Regel 268: Regel 259:
 In de raad van de Commune waren drie stromingen vertegenwoordigd:​ de burgerlijke republikeinen,​ die spoedig van het toneel verdwenen; de zogenaamde Jacobijnen, aanhangers van Blanqui, die een autoritaire partij wensten om de revolutie te leiden; en de aanhangers van Proudhon, die aanvankelijk de toon aangaven, maar toch in de minderheid waren. De volgelingen van Blanqui zetten eind april door, dat een ‘Comité du Salut Public’ werd gevormd van vijf leden, die ongewone bevoegdheden zouden hebben. Dit plan werd aanvaard met 45 tegen 23 stemmen: de tegenstanders waren min of meer beginselvaste aanhangers van het Proudhonisme. De twee socialistische groeperingen waren echter vereend in hun strijd tegen de regering, die - na eerst in Bordeaux te zijn gevestigd - nu haar zetel had in Versailles. In de raad van de Commune waren drie stromingen vertegenwoordigd:​ de burgerlijke republikeinen,​ die spoedig van het toneel verdwenen; de zogenaamde Jacobijnen, aanhangers van Blanqui, die een autoritaire partij wensten om de revolutie te leiden; en de aanhangers van Proudhon, die aanvankelijk de toon aangaven, maar toch in de minderheid waren. De volgelingen van Blanqui zetten eind april door, dat een ‘Comité du Salut Public’ werd gevormd van vijf leden, die ongewone bevoegdheden zouden hebben. Dit plan werd aanvaard met 45 tegen 23 stemmen: de tegenstanders waren min of meer beginselvaste aanhangers van het Proudhonisme. De twee socialistische groeperingen waren echter vereend in hun strijd tegen de regering, die - na eerst in Bordeaux te zijn gevestigd - nu haar zetel had in Versailles.
  
-Tot de bekendste positieve maatregelen van de Commune behoren: het aanvaarden van buitenlandse medestanders als gelijkgerechtigde leden; de afschaffing van het leger en de dienstplicht;​ de ‘scheiding van kerk en staat’; de hervorming van het onderwijs (door Elie Reclus, een anarchistische geleerde); de opheffing van de eed; de erkenning van niet-gewettigde huwelijken, zodat de ‘veuves non-mariées’ recht hadden op pensioen en alle kinderen dezelfde status hadden; de socialisatie en opening van gesloten werkplaatsen;​ de afschaffing van de nachtarbeid voor bakkers; de teruggave van de panden uit de lommerds; verlof tot niet-betaling van schulden en huren. Overigens gingen de communards gematigd te werk: zij respecteerden de nationale bank en de staatsarchieven,​ hoewel die hun de beschikking hadden kunnen geven over grote sommen gelds en tal van compromitterende documenten. Duizenden vrouwen gedroegen zich heldhaftig (zeer befaamd werd Louise Michel) en poogden zoveel mogelijk mannen en kinderen te verzorgen. Er konden zelfs nog toneelvoorstellingen,​ opera'​s en concerten worden gegeven, terwijl kerken werden gebruikt voor het houden van revolutionaire bijeenkomsten. Doch voorzover er sprake was van ontspanning danste men op een vulkaan.+Tot de bekendste positieve maatregelen van de Commune behoren: het aanvaarden van buitenlandse medestanders als gelijkgerechtigde leden; de afschaffing van het leger en de dienstplicht;​ de ‘scheiding van kerk en staat’; de hervorming van het onderwijs (door Elie Reclus, een anarchistische geleerde); de opheffing van de eed; de erkenning van niet-gewettigde huwelijken, zodat de ‘veuves non-mariées’ recht hadden op pensioen en alle kinderen dezelfde status hadden; de socialisatie en opening van gesloten werkplaatsen;​ de afschaffing van de nachtarbeid voor bakkers; de teruggave van de panden uit de lommerds; verlof tot niet-betaling van schulden en huren. Overigens gingen de communards gematigd te werk: zij respecteerden de nationale bank en de staatsarchieven,​ hoewel die hun de beschikking hadden kunnen geven over grote sommen gelds en tal van compromitterende documenten. Duizenden vrouwen gedroegen zich heldhaftig (zeer befaamd werd [[Louise Michel]]) en poogden zoveel mogelijk mannen en kinderen te verzorgen. Er konden zelfs nog toneelvoorstellingen,​ opera'​s en concerten worden gegeven, terwijl kerken werden gebruikt voor het houden van revolutionaire bijeenkomsten. Doch voorzover er sprake was van ontspanning danste men op een vulkaan.
  
 ==== De bloedige week ==== ==== De bloedige week ====
Regel 283: Regel 274:
 Nadat de bloeddorst gestild was weerklonken langzaam de oproepen tot bezinning. Voor de radicale linkerzijde werd amnestie een eis bij de verkiezingen. Geleidelijk werden veroordeelden,​ voorzover zij dwangarbeid en verbanning hadden overleefd, vrij gelaten. Op 10 mei 1880 werd er een amnestie afgekondigd voor allen, die aan de opstand in Parijs hadden deelgenomen. Voor de socialisten van geheel Europa waren zij martelaren der mensheid, alle rebellie was ontkiemend zaad in de as der Commune. Nadat de bloeddorst gestild was weerklonken langzaam de oproepen tot bezinning. Voor de radicale linkerzijde werd amnestie een eis bij de verkiezingen. Geleidelijk werden veroordeelden,​ voorzover zij dwangarbeid en verbanning hadden overleefd, vrij gelaten. Op 10 mei 1880 werd er een amnestie afgekondigd voor allen, die aan de opstand in Parijs hadden deelgenomen. Voor de socialisten van geheel Europa waren zij martelaren der mensheid, alle rebellie was ontkiemend zaad in de as der Commune.
  
-===== V Het terrorisme =====+===== VHet terrorisme =====
  
 ==== Tegen de tirannen ==== ==== Tegen de tirannen ====
  
-De bloedige onderdrukking van de Parijse Commune en de wrede taferelen van officiële moord op weerloze socialisten hebben een diepe indruk gemaakt op de revolutionairen van het laatste gedeelte der vorige eeuw. Nimmer scheen tegengeweld zo geoorloofd als bij het verweer tegen standen en klassen die op zo tirannieke wijze hadden gewoed. Men vergete niet dat de ‘tirannenmoord’ op velerlei gronden door uiteenlopende richtingen was goedgekeurd,​ en dat het christendom zich daarbij niet onderscheidde van politieke stromingen. Talloos was het aantal koningsmoordenaars (‘régicides’) geweest wier daden verontschuldigd waren geworden. De man die de laatste en dodende aanslag had gepleegd op Willem de Zwijger, Balthazar Gerards, voltooide een goddelijk geachte opdracht. Toen in 1610 de Franse koning Henri IV van het leven werd beroofd door Ravaillac, wilde deze laatste de gewezen protestantse monarch treffen, die nog als beschermer der hugenoten werd beschouwd. Nadat in +De bloedige onderdrukking van de Parijse Commune en de wrede taferelen van officiële moord op weerloze socialisten hebben een diepe indruk gemaakt op de revolutionairen van het laatste gedeelte der vorige eeuw. Nimmer scheen tegengeweld zo geoorloofd als bij het verweer tegen standen en klassen die op zo tirannieke wijze hadden gewoed. Men vergete niet dat de ‘tirannenmoord’ op velerlei gronden door uiteenlopende richtingen was goedgekeurd,​ en dat het christendom zich daarbij niet onderscheidde van politieke stromingen. Talloos was het aantal koningsmoordenaars (‘régicides’) geweest wier daden verontschuldigd waren geworden. De man die de laatste en dodende aanslag had gepleegd op Willem de Zwijger, Balthazar Gerards, voltooide een goddelijk geachte opdracht. Toen in 1610 de Franse koning Henri IV van het leven werd beroofd door Ravaillac, wilde deze laatste de gewezen protestantse monarch treffen, die nog als beschermer der hugenoten werd beschouwd. Nadat in 1793 Charlotte Corday de revolutionaire leider Marat had doodgestoken (door haar beschouwd als een tiran) had zij gezegd: ‘Ik heb één man gedood om honderdduizenden te redden.’ Hoewel de meeste politieke moorden - men denke aan de tijd der Renaissance,​ Reformatie en Contrareformatie - door leden van de overheid zijn gepleegd, is de liquidatie van een dictator door het nageslacht bijna altijd verdedigd als een begrijpelijke en vaak heilzame daad.
-1793 Charlotte Corday de revolutionaire leider Marat had doodgestoken (door haar beschouwd als een tiran) had zij gezegd: ‘Ik heb één man gedood om honderdduizenden te redden.’ Hoewel de meeste politieke moorden - men denke aan de tijd der Renaissance,​ Reformatie en Contrareformatie - door leden van de overheid zijn gepleegd, is de liquidatie van een dictator door het nageslacht bijna altijd verdedigd als een begrijpelijke en vaak heilzame daad.+
  
 Deze opvatting werd in de negentiende eeuw versterkt door de berichten, die uit het absolutistisch geregeerde Rusland kwamen. Na 1848, toen de tsaar had ingegrepen om de Hongaarse opstand te helpen neerslaan; na 1863 toen wederom een Poolse revolutie was onderdrukt; na de massa-arrestaties en verbanningen van Russische revolutionairen gold het ook in het Westen als onvermijdelijk dat aanslagen nog de enig mogelijke vorm waren van noodzakelijk verzet. De invloed van Alexander Herzen, met wie Bakoenin (na zijn ontsnapping uit Siberië) enige jaren had samengewerkt,​ was voornamelijk ideologisch,​ gericht op een vaag democratisch socialisme. Hij keerde zich in beginsel tegen het revolutionaire geweld. ‘Wie niet wil dat de beschaving wordt gevestigd met de knoet, mag de bevrijding niet willen bereiken met de guillotine.’ Maar wel riep hij op christelijke wijze herhaaldelijk het beeld op van een bloedige Apocalyps, een Wereldondergang waaruit de nieuwe orde geboren zou worden. Er ontstonden in Rusland talrijke kleine groepen van terroristen,​ van wie sommige in verbinding hadden gestaan met anarchisten. Bakoenin heeft, meer uit sentimentele dan uit theoretische overwegingen,​ in Genève (in 1868) de jonge Sergei Netsjajew beschermd die uit Rusland was gevlucht en poseerde als volmaakt nihilist. Hij publiceerde enige pamfletten waarin hij roof en moord ten aanzien van landheren en adellijke hofdienaren aanbeval. Met financiële hulp van Herzen (op voorspraak van Bakoenin) was Netsjajew clandestien teruggekeerd naar Moskou en daar had hij een mede-student gedood, die door hem valselijk van verraad was beschuldigd. Opnieuw naar Zwitserland uitgeweken werd hij daar in 1872 gearresteerd,​ uitgeleverd en in Rusland tot levenslange opsluiting veroordeeld. Hij stierf na tien jaar celstraf. Maar hij had (ook volgens Bakoenin, die bitter in hem teleurgesteld werd) een gevaarlijke invloed uitgeoefend,​ en talrijke jonge mensen tot onverantwoordelijke daden en nutteloos-gevaarlijke acties bewogen. Deze opvatting werd in de negentiende eeuw versterkt door de berichten, die uit het absolutistisch geregeerde Rusland kwamen. Na 1848, toen de tsaar had ingegrepen om de Hongaarse opstand te helpen neerslaan; na 1863 toen wederom een Poolse revolutie was onderdrukt; na de massa-arrestaties en verbanningen van Russische revolutionairen gold het ook in het Westen als onvermijdelijk dat aanslagen nog de enig mogelijke vorm waren van noodzakelijk verzet. De invloed van Alexander Herzen, met wie Bakoenin (na zijn ontsnapping uit Siberië) enige jaren had samengewerkt,​ was voornamelijk ideologisch,​ gericht op een vaag democratisch socialisme. Hij keerde zich in beginsel tegen het revolutionaire geweld. ‘Wie niet wil dat de beschaving wordt gevestigd met de knoet, mag de bevrijding niet willen bereiken met de guillotine.’ Maar wel riep hij op christelijke wijze herhaaldelijk het beeld op van een bloedige Apocalyps, een Wereldondergang waaruit de nieuwe orde geboren zou worden. Er ontstonden in Rusland talrijke kleine groepen van terroristen,​ van wie sommige in verbinding hadden gestaan met anarchisten. Bakoenin heeft, meer uit sentimentele dan uit theoretische overwegingen,​ in Genève (in 1868) de jonge Sergei Netsjajew beschermd die uit Rusland was gevlucht en poseerde als volmaakt nihilist. Hij publiceerde enige pamfletten waarin hij roof en moord ten aanzien van landheren en adellijke hofdienaren aanbeval. Met financiële hulp van Herzen (op voorspraak van Bakoenin) was Netsjajew clandestien teruggekeerd naar Moskou en daar had hij een mede-student gedood, die door hem valselijk van verraad was beschuldigd. Opnieuw naar Zwitserland uitgeweken werd hij daar in 1872 gearresteerd,​ uitgeleverd en in Rusland tot levenslange opsluiting veroordeeld. Hij stierf na tien jaar celstraf. Maar hij had (ook volgens Bakoenin, die bitter in hem teleurgesteld werd) een gevaarlijke invloed uitgeoefend,​ en talrijke jonge mensen tot onverantwoordelijke daden en nutteloos-gevaarlijke acties bewogen.
Regel 338: Regel 328:
 Dan, in februari 1894, slingert Henry een bom temidden van het burgerlijke publiek van Café-Terminus:​ één dode, zeventien gewonden onder wie vele vrouwen en kinderen. De schuldige wordt spoedig gegrepen. In april ontploft een projectiel in het restaurant-Fayot,​ waardoor velen gewond worden. De dader is niet gevonden. Kort daarop wordt Henry ter dood veroordeeld en in mei onthoofd, om alle terroristen af te schrikken. Dan, in februari 1894, slingert Henry een bom temidden van het burgerlijke publiek van Café-Terminus:​ één dode, zeventien gewonden onder wie vele vrouwen en kinderen. De schuldige wordt spoedig gegrepen. In april ontploft een projectiel in het restaurant-Fayot,​ waardoor velen gewond worden. De dader is niet gevonden. Kort daarop wordt Henry ter dood veroordeeld en in mei onthoofd, om alle terroristen af te schrikken.
    
-//Peter Alexejewitsj Kropotkin// 
-  ​ 
-//Albert Libertad// 
- 
 Hoewel de daad van Emile Henry terecht algemeen werd veroordeeld,​ wekte zijn verdedigingsrede opzien. Hij zeide, in 1891 anarchist te zijn geworden door het onrecht dat hij in de maatschappij overal had ontdekt. ‘Al wat ik waarnam wekte mijn weerzin, en mijn geest klampte zich vast aan de kritiek op de sociale organisatie. Ik werd de vijand van een maatschappij,​ die ik als misdadig beschouwde.’ Door zijn aanslag op het hoofdkantoor van de maatschappij had hij willen protesteren tegen de directie, die stakende mijnwerkers een nederlaag had toegebracht. De bom in het café was bedoeld als een protest tegen het feit, dat een deel der mensen welvarend was en een ander deel (hoe hard dit ook werkte) verstoken bleef van genoegens. De gezinnen van gearresteerde anarchisten leden gebrek en honger. ‘De bom in Terminus is het antwoord op al uw verkrachtingen van de vrijheid, op uw arrestaties,​ uw huiszoekingen,​ uw perswetten, uw massa-uitdrijving van arme vreemdelingen,​ uw moorden onder de guillotine.’ Hij had het proces bijgewoond tegen Vaillant. ‘De bourgeoisie had van de anarchisten een “blok” gemaakt. Eén enkele man, Vaillant, had een bom geworpen en negen tienden der anarchisten kenden hem niet eens. Maar dat maakte niets uit. Men vervolgde hen in massa.’ Zo wilde Henry nu ook de bourgeoisie beschouwen als één ‘blok’. De bezittende klasse in haar geheel leeft van de uitbuiting der hongerlijders. ‘In haar geheel moet zij dus voor haar misdaden boeten.’ Hoewel de daad van Emile Henry terecht algemeen werd veroordeeld,​ wekte zijn verdedigingsrede opzien. Hij zeide, in 1891 anarchist te zijn geworden door het onrecht dat hij in de maatschappij overal had ontdekt. ‘Al wat ik waarnam wekte mijn weerzin, en mijn geest klampte zich vast aan de kritiek op de sociale organisatie. Ik werd de vijand van een maatschappij,​ die ik als misdadig beschouwde.’ Door zijn aanslag op het hoofdkantoor van de maatschappij had hij willen protesteren tegen de directie, die stakende mijnwerkers een nederlaag had toegebracht. De bom in het café was bedoeld als een protest tegen het feit, dat een deel der mensen welvarend was en een ander deel (hoe hard dit ook werkte) verstoken bleef van genoegens. De gezinnen van gearresteerde anarchisten leden gebrek en honger. ‘De bom in Terminus is het antwoord op al uw verkrachtingen van de vrijheid, op uw arrestaties,​ uw huiszoekingen,​ uw perswetten, uw massa-uitdrijving van arme vreemdelingen,​ uw moorden onder de guillotine.’ Hij had het proces bijgewoond tegen Vaillant. ‘De bourgeoisie had van de anarchisten een “blok” gemaakt. Eén enkele man, Vaillant, had een bom geworpen en negen tienden der anarchisten kenden hem niet eens. Maar dat maakte niets uit. Men vervolgde hen in massa.’ Zo wilde Henry nu ook de bourgeoisie beschouwen als één ‘blok’. De bezittende klasse in haar geheel leeft van de uitbuiting der hongerlijders. ‘In haar geheel moet zij dus voor haar misdaden boeten.’
  
Regel 381: Regel 367:
 Voor hem was de algemene werkstaking de bezielende ‘mythe’,​ die het voorspel zou vormen voor de definitieve strijd om de macht, waarin heldendom het proletariaat kon verheffen. Toen hij nog verdedigde, dat niet de staat, maar de economische en sociale macht behoorde te worden veroverd, zag hij die gewelddadige actie als de afwenteling van politie en leger, als een bevrijdende en mensverheffende factor. ‘Wat met de oorlog heeft te maken voltrekt zich zonder haat, zonder wraakzucht: in de oorlog doodt men de overwonnenen niet.’ Maar in het anarcho-syndicalisme,​ dat toenmaals sterk antimilitaristisch getint was, paste de terminologie van Sorel slecht, mede omdat de gedachte aan ‘massale mobilisatie’ der arbeidersklasse weinig populair was. Men zou, sociaal bezien, eerder van een guerrilla dan van een oorlog hebben kunnen spreken. Bovendien was - zoals wij reeds opmerkten - de geweldpleging bij massa-acties,​ bij botsingen tussen revolutionaire arbeiders en de strijdkrachten van de staat, van andere aard dan bij individuele aanslagen. Voor hem was de algemene werkstaking de bezielende ‘mythe’,​ die het voorspel zou vormen voor de definitieve strijd om de macht, waarin heldendom het proletariaat kon verheffen. Toen hij nog verdedigde, dat niet de staat, maar de economische en sociale macht behoorde te worden veroverd, zag hij die gewelddadige actie als de afwenteling van politie en leger, als een bevrijdende en mensverheffende factor. ‘Wat met de oorlog heeft te maken voltrekt zich zonder haat, zonder wraakzucht: in de oorlog doodt men de overwonnenen niet.’ Maar in het anarcho-syndicalisme,​ dat toenmaals sterk antimilitaristisch getint was, paste de terminologie van Sorel slecht, mede omdat de gedachte aan ‘massale mobilisatie’ der arbeidersklasse weinig populair was. Men zou, sociaal bezien, eerder van een guerrilla dan van een oorlog hebben kunnen spreken. Bovendien was - zoals wij reeds opmerkten - de geweldpleging bij massa-acties,​ bij botsingen tussen revolutionaire arbeiders en de strijdkrachten van de staat, van andere aard dan bij individuele aanslagen.
  
-===== VI Individualisme als gedragspatroon =====+===== VIIndividualisme als gedragspatroon =====
  
 ==== God en mens ==== ==== God en mens ====
Regel 415: Regel 401:
 De meeste individualisten hebben gepoogd zich af te zonderen van de conventionele maatschappij door het vormen van kleinere, vrije gemeenschappen. De ‘bond der egoïsten’ van Max Stirner en de op het eigenbelang gebaseerde communes, die Tucker aanbeval, waren bedoeld als enclaves in een autoritaire samenleving. Josiah Warren zal wel niet hebben geweten dat de Franse humanist Rabelais zich in de zestiende eeuw al een besloten elite-kolonie van welopgevoede mannen en vrouwen had ingedacht, waarin de leuze ‘Doe wat gij wilt’ in praktijk kon worden gebracht. Hij probeerde met minder aristocratische lieden, boeren en arbeiders, dit doel te verwezenlijken. In tal van landen hebben geestverwanten van deze Amerikaan of van Europese vrijheidlievende theoretici zijn voorbeeld nagevolgd. De mislukkingen waren stellig niet alleen te wijten aan verschillen in karakters en belangen der deelnemers. Economisch bleek het praktisch ondoenlijk een libertaire cel in te bouwen in een autoritaire samenleving,​ een vrij commune te handhaven binnen een staat. Toch heeft de gedachte bevruchtend gewerkt op vrije communisten,​ die een politiek ontwierpen voor een pre-revolutionaire periode. Nog in 1924 bijvoorbeeld werd door anarchisten in Argentinië een associatie gevormd van pachters, kleine boeren en landarbeiders,​ naar plannen van Vidal Mata. Om te beginnen moest de wederzijdse,​ coöperatieve hulp worden georganiseerd bij aan- en verkoop van producten, medische en sociale zorg, voor de beperking der pachtsommen en de gemeenschappelijke beschikking over werktuigen en machines. Daarbij moest de strijd worden ondersteund van de arbeiders in de steden die optraden tegen het kapitalisme. De associatie proclameerde ‘het recht der boeren om de aarde vrij te bewerken en haar in bezit te nemen’, een agrarisch communisme in te voeren met opheffing van privé-eigendom en klassevoorrechten. Haar leuze was: ‘De aarde en haar producten voor de mensen die werken en voortbrengen.’ Verklaard werd vervolgens: ‘Voor het bereiken van de sociale omwenteling van het kapitalisme naar het agrarische communisme heeft de historische ervaring de ondoeltreffendheid aangetoond van de parlementaire politiek en van de wetten en hervormingen die de parlementen fabriceren. De associatie verklaart zich dus anti-parlementair,​ anti-collaboristisch en anti-reformistisch. Zij proclameert dat de bevrijding der uitgebuite landbouwers het werk is van hun organiserende,​ constructieve en opstandige kracht. Voor haar strijd, evenals voor de verwezenlijking van haar onmiddellijke programma en doeleinden, neemt zij alleen haar toevlucht tot de praktijk van de directe actie.’ Zo werd een vrij-communistische actie mede geïnspireerd door de filosofie van individualisten,​ die zich in kolonies verenigden. De meeste individualisten hebben gepoogd zich af te zonderen van de conventionele maatschappij door het vormen van kleinere, vrije gemeenschappen. De ‘bond der egoïsten’ van Max Stirner en de op het eigenbelang gebaseerde communes, die Tucker aanbeval, waren bedoeld als enclaves in een autoritaire samenleving. Josiah Warren zal wel niet hebben geweten dat de Franse humanist Rabelais zich in de zestiende eeuw al een besloten elite-kolonie van welopgevoede mannen en vrouwen had ingedacht, waarin de leuze ‘Doe wat gij wilt’ in praktijk kon worden gebracht. Hij probeerde met minder aristocratische lieden, boeren en arbeiders, dit doel te verwezenlijken. In tal van landen hebben geestverwanten van deze Amerikaan of van Europese vrijheidlievende theoretici zijn voorbeeld nagevolgd. De mislukkingen waren stellig niet alleen te wijten aan verschillen in karakters en belangen der deelnemers. Economisch bleek het praktisch ondoenlijk een libertaire cel in te bouwen in een autoritaire samenleving,​ een vrij commune te handhaven binnen een staat. Toch heeft de gedachte bevruchtend gewerkt op vrije communisten,​ die een politiek ontwierpen voor een pre-revolutionaire periode. Nog in 1924 bijvoorbeeld werd door anarchisten in Argentinië een associatie gevormd van pachters, kleine boeren en landarbeiders,​ naar plannen van Vidal Mata. Om te beginnen moest de wederzijdse,​ coöperatieve hulp worden georganiseerd bij aan- en verkoop van producten, medische en sociale zorg, voor de beperking der pachtsommen en de gemeenschappelijke beschikking over werktuigen en machines. Daarbij moest de strijd worden ondersteund van de arbeiders in de steden die optraden tegen het kapitalisme. De associatie proclameerde ‘het recht der boeren om de aarde vrij te bewerken en haar in bezit te nemen’, een agrarisch communisme in te voeren met opheffing van privé-eigendom en klassevoorrechten. Haar leuze was: ‘De aarde en haar producten voor de mensen die werken en voortbrengen.’ Verklaard werd vervolgens: ‘Voor het bereiken van de sociale omwenteling van het kapitalisme naar het agrarische communisme heeft de historische ervaring de ondoeltreffendheid aangetoond van de parlementaire politiek en van de wetten en hervormingen die de parlementen fabriceren. De associatie verklaart zich dus anti-parlementair,​ anti-collaboristisch en anti-reformistisch. Zij proclameert dat de bevrijding der uitgebuite landbouwers het werk is van hun organiserende,​ constructieve en opstandige kracht. Voor haar strijd, evenals voor de verwezenlijking van haar onmiddellijke programma en doeleinden, neemt zij alleen haar toevlucht tot de praktijk van de directe actie.’ Zo werd een vrij-communistische actie mede geïnspireerd door de filosofie van individualisten,​ die zich in kolonies verenigden.
    
-//Nestor Machno (Titelblad van historische roman)// 
-  
-//Elisee Reclus// 
- 
 Er was echter een andere categorie van individualisten,​ die hun eigen weg zochten in de samenleving,​ als rebellen die sociaal-economisch natuurlijk een compromis moesten sluiten met de omgeving, maar zich overigens zoveel mogelijk aan haar dwang onttrokken. Onder hen was een verhandeling populair van de Britse radicale liberaal Herbert Spencer, die de macht van de staat tot het uiterste wilde beperken. De bedoelde studie was in 1850 opgenomen in zijn ‘Social Statics’, maar door hem zelf daaruit in 1892 weer verwijderd. Zij handelde over ‘het recht om de staat te ontkennen’. ‘Wanneer we voorop stellen dat alle instituten onderworpen moe- en zijn aan de wet van gelijke vrijheid van allen, dan moeten wij ook als noodzakelijke aanvulling daarop het recht van de burger erkennen om vrijwillig de status te aanvaarden van een buiten de wet staande enkeling. Als ieder mens de vrijheid heeft te doen wat hij wil, mits hij geen inbreuk maakt op de gelijke vrijheid van ieder ander mens, dan is hij ook vrij elke verhouding te verbreken jegens de staat, af te zien van zijn bescherming en te weigeren te betalen voor de instandhouding van de staat. Het is duidelijk dat - als hij zo handelt - hij op generlei wijze de vrijheid van anderen aantast, want zijn houding is passief. En zolang zij dit blijft kan hij niet agressief worden. Het is evenzeer duidelijk dat hij niet kan worden gedwongen voort te gaan deel uit te maken van een politieke gemeenschap zonder schending van de morele wet.’ Spencer beschouwt - weliswaar tegen de historische werkelijkheid in - de staat als een sociale overeenkomst die kan worden opgezegd. En als dit niet mogelijk zou zijn hebben wij te doen met een vorm van tirannie. ‘Degenen echter die betogen dat het volk de enige wettige bron is der macht, dat het gezag aan de overheid is gedelegeerd en haar niet toebehoort, zij kunnen het recht om de staat te ontkennen niet weigeren, zonder in een absurditeit te vervallen.’ Evenzeer als de mens vrij is een kerk te verlaten zou hij zich buiten de staat moeten kunnen stellen. Natuurlijk is dit een zuiver academisch standpunt, maar de anarchisten hebben het gaarne aangevoerd. Er was echter een andere categorie van individualisten,​ die hun eigen weg zochten in de samenleving,​ als rebellen die sociaal-economisch natuurlijk een compromis moesten sluiten met de omgeving, maar zich overigens zoveel mogelijk aan haar dwang onttrokken. Onder hen was een verhandeling populair van de Britse radicale liberaal Herbert Spencer, die de macht van de staat tot het uiterste wilde beperken. De bedoelde studie was in 1850 opgenomen in zijn ‘Social Statics’, maar door hem zelf daaruit in 1892 weer verwijderd. Zij handelde over ‘het recht om de staat te ontkennen’. ‘Wanneer we voorop stellen dat alle instituten onderworpen moe- en zijn aan de wet van gelijke vrijheid van allen, dan moeten wij ook als noodzakelijke aanvulling daarop het recht van de burger erkennen om vrijwillig de status te aanvaarden van een buiten de wet staande enkeling. Als ieder mens de vrijheid heeft te doen wat hij wil, mits hij geen inbreuk maakt op de gelijke vrijheid van ieder ander mens, dan is hij ook vrij elke verhouding te verbreken jegens de staat, af te zien van zijn bescherming en te weigeren te betalen voor de instandhouding van de staat. Het is duidelijk dat - als hij zo handelt - hij op generlei wijze de vrijheid van anderen aantast, want zijn houding is passief. En zolang zij dit blijft kan hij niet agressief worden. Het is evenzeer duidelijk dat hij niet kan worden gedwongen voort te gaan deel uit te maken van een politieke gemeenschap zonder schending van de morele wet.’ Spencer beschouwt - weliswaar tegen de historische werkelijkheid in - de staat als een sociale overeenkomst die kan worden opgezegd. En als dit niet mogelijk zou zijn hebben wij te doen met een vorm van tirannie. ‘Degenen echter die betogen dat het volk de enige wettige bron is der macht, dat het gezag aan de overheid is gedelegeerd en haar niet toebehoort, zij kunnen het recht om de staat te ontkennen niet weigeren, zonder in een absurditeit te vervallen.’ Evenzeer als de mens vrij is een kerk te verlaten zou hij zich buiten de staat moeten kunnen stellen. Natuurlijk is dit een zuiver academisch standpunt, maar de anarchisten hebben het gaarne aangevoerd.
  
Regel 479: Regel 461:
 Onthoofd werden Callemin, Soudy en Monnier, de laatste twee tamelijk vage figuren. Carouy, die levenslang kreeg, pleegde zelfmoord. Kibaltchiche,​ even onschuldig als Dieudonné, werd veroordeeld tot vijf jaar. Hij is later communist geworden en kreeg als auteur bekendheid onder de naam Victor Serge. Het opmerkelijke is dat de deelnemers aan de overvallen zich niet hebben verdedigd met anarchistische theorieën. Wel schreef Callemin: ‘De definitieve conclusie die zich aan mij heeft opgedrongen is deze: de ware misdaad is de aanslag op het menselijke leven. Maar naar ik vast geloof met deze noodzakelijke toevoeging: volvoerd in bepaalde omstandigheden. Ik zal me aan deze formule, misschien te algemeen, houden om geen onaangename dingen te zeggen. Maar soms wordt de vernietiging van menselijke levens beloond op eervolle wijze, terwijl men in andere gevallen een individu prijs geeft aan de algemene verachting.’ En Monnier: ‘Ik laat aan de maatschappij na: mijn vurige wens dat eens in een niet verre toekomst, in alle sociale geledingen een maximum zal heersen van welzijn en onafhankelijkheid,​ opdat elk individu in zijn vrije uren zich beter zal kunnen wijden aan de schoonheid des levens, het onderwijs en al wat tot de wetenschap behoort. Ik vermaak de revolver, die bij mijn arrestatie in mijn kamer is gevonden, aan een museum in Parijs, ter herinnering aan een onschuldig slachtoffer van een zaak, die in het land een siddering van verschrikking heeft verwekt. En als dit testament zal worden uitgevoerd verlang ik dat er leesbaar op het handvat zal worden gegraveerd het woord van de grote martelaar: ‘Gij zult niet doden.’ Onthoofd werden Callemin, Soudy en Monnier, de laatste twee tamelijk vage figuren. Carouy, die levenslang kreeg, pleegde zelfmoord. Kibaltchiche,​ even onschuldig als Dieudonné, werd veroordeeld tot vijf jaar. Hij is later communist geworden en kreeg als auteur bekendheid onder de naam Victor Serge. Het opmerkelijke is dat de deelnemers aan de overvallen zich niet hebben verdedigd met anarchistische theorieën. Wel schreef Callemin: ‘De definitieve conclusie die zich aan mij heeft opgedrongen is deze: de ware misdaad is de aanslag op het menselijke leven. Maar naar ik vast geloof met deze noodzakelijke toevoeging: volvoerd in bepaalde omstandigheden. Ik zal me aan deze formule, misschien te algemeen, houden om geen onaangename dingen te zeggen. Maar soms wordt de vernietiging van menselijke levens beloond op eervolle wijze, terwijl men in andere gevallen een individu prijs geeft aan de algemene verachting.’ En Monnier: ‘Ik laat aan de maatschappij na: mijn vurige wens dat eens in een niet verre toekomst, in alle sociale geledingen een maximum zal heersen van welzijn en onafhankelijkheid,​ opdat elk individu in zijn vrije uren zich beter zal kunnen wijden aan de schoonheid des levens, het onderwijs en al wat tot de wetenschap behoort. Ik vermaak de revolver, die bij mijn arrestatie in mijn kamer is gevonden, aan een museum in Parijs, ter herinnering aan een onschuldig slachtoffer van een zaak, die in het land een siddering van verschrikking heeft verwekt. En als dit testament zal worden uitgevoerd verlang ik dat er leesbaar op het handvat zal worden gegraveerd het woord van de grote martelaar: ‘Gij zult niet doden.’
    
-===== VII Het lijdelijk verzet =====+===== VIIHet lijdelijk verzet =====
  
 ==== De vrijwillige slavernij ==== ==== De vrijwillige slavernij ====
Regel 555: Regel 537:
 De libertaire theorie heeft de inspiratie geleverd tot vormen van lijdelijk verzet die menselijker waren dan de toepassing van het geweld. Zowel de ‘non-cooperation’ als de stakingen hebben aanzienlijke resultaten gehad. In India bijvoorbeeld is de ontvoogding er zeer door bevorderd, in de Verenigde Staten is de emanciptatie der negers er door voortgestuwd. Wat de CGT met haar directe actie en permanente protest tegen uitbuiting heeft bereikt ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden der Franse arbeiders is nauwelijks te schetsen. En ook in onze tijd worden buitenparlementaire agitatie, staking en bedrijfsbezetting als onvermijdelijke strijdmiddelen aangewend. Niet echter om het ideaal der anarchisten:​ een staatloze samenleving,​ naderbij te brengen. Dit utopia schijnt zich te verliezen in de nevelen der toekomst. De libertaire theorie heeft de inspiratie geleverd tot vormen van lijdelijk verzet die menselijker waren dan de toepassing van het geweld. Zowel de ‘non-cooperation’ als de stakingen hebben aanzienlijke resultaten gehad. In India bijvoorbeeld is de ontvoogding er zeer door bevorderd, in de Verenigde Staten is de emanciptatie der negers er door voortgestuwd. Wat de CGT met haar directe actie en permanente protest tegen uitbuiting heeft bereikt ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden der Franse arbeiders is nauwelijks te schetsen. En ook in onze tijd worden buitenparlementaire agitatie, staking en bedrijfsbezetting als onvermijdelijke strijdmiddelen aangewend. Niet echter om het ideaal der anarchisten:​ een staatloze samenleving,​ naderbij te brengen. Dit utopia schijnt zich te verliezen in de nevelen der toekomst.
  
-===== VIII De Russische revolutie =====+===== VIIIDe Russische revolutie =====
  
 ==== Het voorspel ==== ==== Het voorspel ====
Regel 640: Regel 622:
    
  
-===== IX De Spaanse burgeroorlog =====+===== IXDe Spaanse burgeroorlog =====
  
 ==== Een pronunciamiento ==== ==== Een pronunciamiento ====
Regel 681: Regel 663:
 In het algemeen vervingen op economisch terrein de commu nes de staat. Het sluiten van huwelijken, het onderwijs der kinderen, het verlenen van pensioenen en uitkeringen,​ het begraven der doden, de medische verzorging, het distribueren der levensmiddelen (met of zonder geld) behoorden ook tot de taak der gemeenten. In zulke barre tijden als die van de burgeroorlog was de commune een bescheiden ‘verzorgingsstaat’ in miniatuur. Op het platteland heeft het libertaire communisme, op allerlei veelvormige manieren benaderd, positieve resultaten gehad. Zelfs indien kleine boeren voortgingen op de oude wijze particulier te werken werden de producten min of meer ‘gesocialiseerd’. Het feodale parasitisme of het op winst bedachte kapitalisme werden zoveel mogelijk geëlimineerd. Reeds dit was een grote winst. Met de versterking van het republikeinse staatskapitalisme en de regeringsinmenging degenereerde ook dit beleid. Maar het behoorde tot het beste wat het sociaal-anarchisme metterdaad heeft gerealiseerd. Men kan, in de sfeer van een burgeroorlog,​ natuurlijk allerlei sombere zijden van het leven op het platteland onderstrepen. Talrijk moeten de afwijkingen van het ideale patroon, de misbruiken en de fouten zijn geweest. Ook dan blijft de indruk van een bijzonder experiment. In het algemeen vervingen op economisch terrein de commu nes de staat. Het sluiten van huwelijken, het onderwijs der kinderen, het verlenen van pensioenen en uitkeringen,​ het begraven der doden, de medische verzorging, het distribueren der levensmiddelen (met of zonder geld) behoorden ook tot de taak der gemeenten. In zulke barre tijden als die van de burgeroorlog was de commune een bescheiden ‘verzorgingsstaat’ in miniatuur. Op het platteland heeft het libertaire communisme, op allerlei veelvormige manieren benaderd, positieve resultaten gehad. Zelfs indien kleine boeren voortgingen op de oude wijze particulier te werken werden de producten min of meer ‘gesocialiseerd’. Het feodale parasitisme of het op winst bedachte kapitalisme werden zoveel mogelijk geëlimineerd. Reeds dit was een grote winst. Met de versterking van het republikeinse staatskapitalisme en de regeringsinmenging degenereerde ook dit beleid. Maar het behoorde tot het beste wat het sociaal-anarchisme metterdaad heeft gerealiseerd. Men kan, in de sfeer van een burgeroorlog,​ natuurlijk allerlei sombere zijden van het leven op het platteland onderstrepen. Talrijk moeten de afwijkingen van het ideale patroon, de misbruiken en de fouten zijn geweest. Ook dan blijft de indruk van een bijzonder experiment.
  
-===== X De bevrijdingsoorlogen =====+===== XDe bevrijdingsoorlogen =====
  
 ==== Marxistische variaties ==== ==== Marxistische variaties ====
Regel 727: Regel 709:
 Tenslotte is daar het vooruitzicht,​ dat achtergebleven maar socialistisch geworden landen zodanig worden geïndustrialiseerd,​ dat de invloed van mechanisering en automatisering groeit. Dan zal de vrije tijd toenemen en daarmee de mogelijkheid tot individuele creativiteit en verbijzonderde gedragspatronen. Zo kan een communistische economie als basis voor een ‘sociale staat’ voedsel geven aan het verlangen naar meer persoonlijke vrijheden. De studenten in Oost-Europa hebben een aanzienlijke geestverwantschap getoond met hun westelijke lotgenoten met betrekking tot een anti-autoritaire levenshouding. Tradities, dogma'​s en mythen, gezag dat zich niet kan rechtvaardigen en de heerschappij van ‘bonzen’ zullen in een industriële samenleving moeilijk te verdedigen blijken, als de kritische rede wordt gescherpt in de ontwikkeling en toepassing der ervaringswetenschappen. Zulk een evolutie kan op de lange duur ook niet door politiek gezag gestuit worden. Tenslotte is daar het vooruitzicht,​ dat achtergebleven maar socialistisch geworden landen zodanig worden geïndustrialiseerd,​ dat de invloed van mechanisering en automatisering groeit. Dan zal de vrije tijd toenemen en daarmee de mogelijkheid tot individuele creativiteit en verbijzonderde gedragspatronen. Zo kan een communistische economie als basis voor een ‘sociale staat’ voedsel geven aan het verlangen naar meer persoonlijke vrijheden. De studenten in Oost-Europa hebben een aanzienlijke geestverwantschap getoond met hun westelijke lotgenoten met betrekking tot een anti-autoritaire levenshouding. Tradities, dogma'​s en mythen, gezag dat zich niet kan rechtvaardigen en de heerschappij van ‘bonzen’ zullen in een industriële samenleving moeilijk te verdedigen blijken, als de kritische rede wordt gescherpt in de ontwikkeling en toepassing der ervaringswetenschappen. Zulk een evolutie kan op de lange duur ook niet door politiek gezag gestuit worden.
    
-===== XI Directe democratie =====+===== XIDirecte democratie =====
  
 ==== Moderne onlustgevoelens ==== ==== Moderne onlustgevoelens ====
Regel 779: Regel 761:
 Onder deze studenten kon men overigens zeer uiteenlopende ideologieën aantreffen: het marxisme van Mao; de theorieën van Che Guevara; de denkbeelden van Trotski; en het pure anarchisme. De rood-zwarte vlaggen waren talrijk, de libertaire leuzen eveneens. De voedingsbodem voor de verwerkelijking van zulke idealen was mager. Niettemin was het kenmerkend dat Daniel Cohn-Bendit met zijn vrijheidlievende denkbeelden een leidende rol kon spelen. In een gesprek met Jean-Paul Sartre zei hij in mei 1968: ‘Ik geloof en ik heb gezegd dat we op weg zijn naar een voortdurende verandering der samenleving,​ bij elke etappe uitgelokt door revolutionaire acties ... Wat sinds twee weken is gebeurd is mijns inziens een weerlegging van de vermaarde partij-theorie der “revolutionaire voorhoedes”,​ beschouwd als leidende machten van een volksbewering ... Men vindt hun militante leden in de coördinatie-comité'​s,​ waar hun rol belangrijk is. Maar er is nooit sprake van geweest dat één van die voorhoedes een leidende rol heeft kunnen spelen ... In feite, al wil niemand dit erkennen, heeft de bolsjewistische partij ook de Russische revolutie niet “geleid”. Zij is door de massa'​s gedragen ... De kracht van onze beweging is juist, dat ze steunt op een “oncontroleerbare” spontaneïteit ...’ Zulke woorden zijn verwant aan de theorieën van het libertaire socialisme, ook al dienen deze slechts om de verdere democratisering te verwezenlijken van een burgerlijke staat. Op het ogenblik schijnt dit hun taak te kunnen zijn. Onder deze studenten kon men overigens zeer uiteenlopende ideologieën aantreffen: het marxisme van Mao; de theorieën van Che Guevara; de denkbeelden van Trotski; en het pure anarchisme. De rood-zwarte vlaggen waren talrijk, de libertaire leuzen eveneens. De voedingsbodem voor de verwerkelijking van zulke idealen was mager. Niettemin was het kenmerkend dat Daniel Cohn-Bendit met zijn vrijheidlievende denkbeelden een leidende rol kon spelen. In een gesprek met Jean-Paul Sartre zei hij in mei 1968: ‘Ik geloof en ik heb gezegd dat we op weg zijn naar een voortdurende verandering der samenleving,​ bij elke etappe uitgelokt door revolutionaire acties ... Wat sinds twee weken is gebeurd is mijns inziens een weerlegging van de vermaarde partij-theorie der “revolutionaire voorhoedes”,​ beschouwd als leidende machten van een volksbewering ... Men vindt hun militante leden in de coördinatie-comité'​s,​ waar hun rol belangrijk is. Maar er is nooit sprake van geweest dat één van die voorhoedes een leidende rol heeft kunnen spelen ... In feite, al wil niemand dit erkennen, heeft de bolsjewistische partij ook de Russische revolutie niet “geleid”. Zij is door de massa'​s gedragen ... De kracht van onze beweging is juist, dat ze steunt op een “oncontroleerbare” spontaneïteit ...’ Zulke woorden zijn verwant aan de theorieën van het libertaire socialisme, ook al dienen deze slechts om de verdere democratisering te verwezenlijken van een burgerlijke staat. Op het ogenblik schijnt dit hun taak te kunnen zijn.
    
-===== XII De lage landen =====+===== XIIDe lage landen =====
  
 ==== Nederland ==== ==== Nederland ====
Regel 797: Regel 779:
 Over het standpunt ten aanzien van de vakbeweging waren de meningen verdeeld. Aan de ene zijde stonden degenen, die wel de bezetting der bedrijven en de vorming van revolutionaire raden verdedigden,​ maar de vakbonden als reformistische ‘bonzen-organisaties’ afwezen. In de maandbladen Alarm en Opstand (1922-1928) vindt men een overvloed van argumenten van die anarchisten,​ die tegenover het syndicalisme precies zo stonden als tegenover het parlementarisme. Geliefd was de spreuk van Wilhelm Liebknecht: ‘Wie met de vijand onderhandelt parlementeert,​ en wie parlementeert verraadt.’ Anderzijds waren er velen die van de vakbonden de economische organen voor het doorvoeren der omwenteling hoopten te maken. Zij poogden het Nationaal Arbeids-Secretariaat (in 1893 opgericht als eerste Nederlandse vakcentrale) naar het voorbeeld der Franse CGT tot een instrument te maken van het anarchisme. Tot 1920 is dit in zekere mate het geval geweest. Het blad De Toekomst was in die tijd de spreekbuis van anarcho-syndicalisten,​ die echter na de Russische revolutie geleidelijk het bolsjewisme omhelsden. De intrede in het NAS van marxisten versterkte het communistische karakter van deze vakbond, die zich aansloot bij de Moskouse Rode Vakbewegings-Internationale. De anarchosyndicalisten scheidden zich toen af en vormden het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, dat altijd zwak is gebleven. In 1940 zijn overigens de IAMV, het NAS en het NSV alle voorgoed verdwenen. Over het standpunt ten aanzien van de vakbeweging waren de meningen verdeeld. Aan de ene zijde stonden degenen, die wel de bezetting der bedrijven en de vorming van revolutionaire raden verdedigden,​ maar de vakbonden als reformistische ‘bonzen-organisaties’ afwezen. In de maandbladen Alarm en Opstand (1922-1928) vindt men een overvloed van argumenten van die anarchisten,​ die tegenover het syndicalisme precies zo stonden als tegenover het parlementarisme. Geliefd was de spreuk van Wilhelm Liebknecht: ‘Wie met de vijand onderhandelt parlementeert,​ en wie parlementeert verraadt.’ Anderzijds waren er velen die van de vakbonden de economische organen voor het doorvoeren der omwenteling hoopten te maken. Zij poogden het Nationaal Arbeids-Secretariaat (in 1893 opgericht als eerste Nederlandse vakcentrale) naar het voorbeeld der Franse CGT tot een instrument te maken van het anarchisme. Tot 1920 is dit in zekere mate het geval geweest. Het blad De Toekomst was in die tijd de spreekbuis van anarcho-syndicalisten,​ die echter na de Russische revolutie geleidelijk het bolsjewisme omhelsden. De intrede in het NAS van marxisten versterkte het communistische karakter van deze vakbond, die zich aansloot bij de Moskouse Rode Vakbewegings-Internationale. De anarchosyndicalisten scheidden zich toen af en vormden het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, dat altijd zwak is gebleven. In 1940 zijn overigens de IAMV, het NAS en het NSV alle voorgoed verdwenen.
  
-Verscheidene Nederlandse libertaire auteurs zijn evenals Domela Nieuwenhuis internationaal bekend geworden: de syndicalistische theoreticus Christiaan Cornelissen bijvoorbeeld en de antimilitarist Bart de Ligt. De individualist Alexander Cohen, een journalist die later in Frankrijk het monarchisme zou omhelzen, maar die in zijn opstandige periode enige malen is veroordeeld en gevangen gezet, bleef zijn hele leven een verwoed tegenstander van de sociaal-democratie ... en van de democratie in het algemeen. Hij verzorgde twintig afleveringen van ‘De Paradox’ (1897-1898) met satirische ontboezemingen,​ en schreef na 1930 belangwekkende herinneringen.+Verscheidene Nederlandse libertaire auteurs zijn evenals Domela Nieuwenhuis internationaal bekend geworden: de syndicalistische theoreticus ​[[Christiaan Cornelissen]] bijvoorbeeld en de antimilitarist ​[[Bart de Ligt]]. De individualist Alexander Cohen, een journalist die later in Frankrijk het monarchisme zou omhelzen, maar die in zijn opstandige periode enige malen is veroordeeld en gevangen gezet, bleef zijn hele leven een verwoed tegenstander van de sociaal-democratie ... en van de democratie in het algemeen. Hij verzorgde twintig afleveringen van ‘De Paradox’ (1897-1898) met satirische ontboezemingen,​ en schreef na 1930 belangwekkende herinneringen.
  
 Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 begon de anarchistische beweging te verzwakken. Een tijdelijke opbloei van het antimilitarisme en een voortgezette toeneming van de invloed der vrije gedachte konden het feit niet verbergen dat de beweging als politieke stroming, of als ideologie van het syndicalisme,​ op haar retour was. De hevige economische crisis van de dertiger jaren kwam haar niet ten goede. De sociale tegenstellingen werden scherper, maar vooral ten gunste van de reactie, internationaal versterkt door de overwinningen van Mussolini, Hitler en Franco, de wedloop in bewapening en het verlammende gevoel, dat de oorlog onafwendbaar was. Deze krijg en de Duitse bezetting hebben practisch geleid tot de liquidatie der anarchistische beweging. Na 1945 zijn nog twee bescheiden organen verschenen benevens het theoretische tijdschrift ‘Buiten de perken’, waarin vooral Rudolf de Jong als kenner van de historie van het anarchisme naar voren trad. Arthur Lehning wijdde zich aan een kostbare wetenschappelijke uitgave van de werken van Bakoenin. Hij verzorgde tevens een bloemlezing uit het werk van Domela Nieuwenhuis,​ samen met Albert de Jong die ook een biografie over FDN publiceerde. Maar vernieuwde aandacht voor het anarchisme werd vooral gevraagd door de Provo-beweging,​ die erkende dat zij haar voorgangers moest zoeken in vooroorlogse organen als Alarm en De Moker. Ook door de studentenopstanden in Berlijn en Parijs kwam het anarchisme als revolutionaire methodiek weer aan de orde. Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 begon de anarchistische beweging te verzwakken. Een tijdelijke opbloei van het antimilitarisme en een voortgezette toeneming van de invloed der vrije gedachte konden het feit niet verbergen dat de beweging als politieke stroming, of als ideologie van het syndicalisme,​ op haar retour was. De hevige economische crisis van de dertiger jaren kwam haar niet ten goede. De sociale tegenstellingen werden scherper, maar vooral ten gunste van de reactie, internationaal versterkt door de overwinningen van Mussolini, Hitler en Franco, de wedloop in bewapening en het verlammende gevoel, dat de oorlog onafwendbaar was. Deze krijg en de Duitse bezetting hebben practisch geleid tot de liquidatie der anarchistische beweging. Na 1945 zijn nog twee bescheiden organen verschenen benevens het theoretische tijdschrift ‘Buiten de perken’, waarin vooral Rudolf de Jong als kenner van de historie van het anarchisme naar voren trad. Arthur Lehning wijdde zich aan een kostbare wetenschappelijke uitgave van de werken van Bakoenin. Hij verzorgde tevens een bloemlezing uit het werk van Domela Nieuwenhuis,​ samen met Albert de Jong die ook een biografie over FDN publiceerde. Maar vernieuwde aandacht voor het anarchisme werd vooral gevraagd door de Provo-beweging,​ die erkende dat zij haar voorgangers moest zoeken in vooroorlogse organen als Alarm en De Moker. Ook door de studentenopstanden in Berlijn en Parijs kwam het anarchisme als revolutionaire methodiek weer aan de orde.
Regel 821: Regel 803:
 ===== Literatuur ===== ===== Literatuur =====
  
-Aangezien in dit boek vrijwel alle bronnen in de desbetreffende hoofdstukken zijn genoemd verwijzen we slechts naar enige algemene werken, die bovendien uitgebreide literatuuropgaven bevatten. Voor de tweede helft der vorige eeuw is nog immer het standaardwerk van H.P.G. Quack: De Socialisten,​ personen en stelsels (Amsterdam, zes delen) van grote waarde. Voor het anarchisme tot omstreeks 1900 het derde deel van het werk van F. Domela Nieuwenhuis:​ De geschiedenis van het socialisme (Amsterdam, 1901-1902). Over de verschillende anarchistische ‘systemen’ schreef P. Eltzbacher: Der Anarchismus,​ (1900) in het nederlands vertaald in 1903. Boeken van latere datum zijn o.a. James Joll: The anarchists (London, 1964); George Woodcock: Anarchism (London, 1963); D. Guérin: L'​anarchisme (Paris, 1965); en André Nataf: La révolution anarchiste (Paris, 1968), alle met vermelding van veel literatuur. Over enige hoofdpersonen:​ E.H. Carr: Michael Bakunin (London, 1937) George Woodcock: Proudhon (London, 1956) George Woodcock and Ivan Avakumovic: The anarchist Prince, Peter Kropotkin (London, 1950).+Aangezien in dit boek vrijwel alle bronnen in de desbetreffende hoofdstukken zijn genoemd verwijzen we slechts naar enige algemene werken, die bovendien uitgebreide literatuuropgaven bevatten. Voor de tweede helft der vorige eeuw is nog immer het standaardwerk van H.P.G. Quack: ​//De Socialisten,​ personen en stelsels// (Amsterdam, zes delen) van grote waarde. Voor het anarchisme tot omstreeks 1900 het derde deel van het werk van F. Domela Nieuwenhuis: ​//De geschiedenis van het socialisme// (Amsterdam, 1901-1902). Over de verschillende anarchistische ‘systemen’ schreef P. Eltzbacher: ​//Der Anarchismus//, (1900) in het nederlands vertaald in 1903. Boeken van latere datum zijn o.a. James Joll: //The anarchists// (London, 1964); George Woodcock: ​//Anarchism// (London, 1963); D. Guérin: ​//L'​anarchisme// (Paris, 1965); en André Nataf: ​//La révolution anarchiste// (Paris, 1968), alle met vermelding van veel literatuur. Over enige hoofdpersonen:​ E.H. Carr: //Michael Bakunin// (London, 1937) George Woodcock: ​//Proudhon// (London, 1956) George Woodcock and Ivan Avakumovic: ​//The anarchist Prince, Peter Kropotkin// (London, 1950).
  
-Inzake de Parijse Commune is tevens geraadpleegd H.P.O. Lissagaray: Histoire de la Commune de 1871 (Bruxelles, 1876); over de Russische terroristen o.a. H.A. Enno van Gelder: Rusland (Amsterdam, 1949); over de Russische revolutie A. Berkman: The Russian Tragedy, benevens: The Kronstadt Rebellion (beide in 1922 te Berlijn geschreven);​ P. Arschinoff: Geschichte der Machno-Bewegung (Berlin, 1923); Nestor Makhno: Le révolution russe en Ukraine (Paris, 1927) Voline: La révolution inconnue (Paris, 1947) P. Avrich: The russian anarchists (Princeton, 1967). Over het Franse syndicalisme:​ H.B. Wiardi Beckman: Het syndikalisme in Frankrijk (Amsterdam, 1931) terwijl voor de geschiedenis van de Eerste Internationale en de breuk tussen anarchisten en marxisten belangrijk is: F. Brupbacher: Marx und Bakunin (Berlin, 1922). Inzake de Spaanse burgeroorlog o.a.: Gerald Brennan, The Spanish Labyrinth (London, 1943); D.A. de Santillán, El organismo económico de la revolución (Barcelona, 1936); Hugh Thomas, The Spanish Civil War (London, 1961); Franz Borkenau, The Spanish Cockpit (herdruk Michigan Press, 1965).+Inzake de Parijse Commune is tevens geraadpleegd H.P.O. Lissagaray: ​//Histoire de la Commune de 1871// (Bruxelles, 1876); over de Russische terroristen o.a. H.A. Enno van Gelder: ​//Rusland// (Amsterdam, 1949); over de Russische revolutie A. Berkman: ​//The Russian Tragedy//, benevens: ​//The Kronstadt Rebellion// (beide in 1922 te Berlijn geschreven);​ P. Arschinoff: ​//Geschichte der Machno-Bewegung// (Berlin, 1923); Nestor Makhno: ​//Le révolution russe en Ukraine// (Paris, 1927) Voline: ​//La révolution inconnue// (Paris, 1947) P. Avrich: ​//The russian anarchists// (Princeton, 1967). Over het Franse syndicalisme:​ H.B. Wiardi Beckman: ​//Het syndikalisme in Frankrijk// (Amsterdam, 1931) terwijl voor de geschiedenis van de Eerste Internationale en de breuk tussen anarchisten en marxisten belangrijk is: F. Brupbacher: ​//Marx und Bakunin// (Berlin, 1922). Inzake de Spaanse burgeroorlog o.a.: Gerald Brennan, ​//The Spanish Labyrinth// (London, 1943); D.A. de Santillán, ​//El organismo económico de la revolución// (Barcelona, 1936); Hugh Thomas, ​//The Spanish Civil War// (London, 1961); Franz Borkenau, ​//The Spanish Cockpit// (herdruk Michigan Press, 1965).
  
-Behalve de genoemde bronnen inzake de revolutionaire studentenbewegingen noemen we nog: Kursbuch 13 (Suhrkamp Verlag, Frankfurt) en Student Power (Penguin Books, 1969).+Behalve de genoemde bronnen inzake de revolutionaire studentenbewegingen noemen we nog: //Kursbuch 13// (Suhrkamp Verlag, Frankfurt) en //Student Power// (Penguin Books, 1969).
    
 {{tag>​anarchisme geschiedenis inleiding}} {{tag>​anarchisme geschiedenis inleiding}}
namespace/anarchisme_van_de_daad.txt · Laatst gewijzigd: 27/12/19 17:11 door defiance