Inhoud

Van tachtig jaar naar onsterfelijkheid

Door Jan Bervoets


Van tachtig jaar naar onsterfelijkheid.

Enkele gedachten bij de ontsluiting van de archieven in Appelscha

Sinds verleden jaar deel ik een caravan op het Kampeerterrein Tot Vrijheidsbezinning in Appelscha en draag ik mijn steentje bij aan de instandhouding van het kamp. Omdat ik van beroep archivaris ben, heb ik mij aangesloten bij de archiefcommissie en houd ik mij bezig met het ordenen en beschrijven van de persoonlijke papieren en verenigingsarchieven die ik daar heb aangetroffen. Ik denk dat we over een paar jaar naast de bibliotheek en de verzamelingen tijdschriften en brochures ook een aparte verzameling archieven hebben, waarin de bezoeker serieus historisch onderzoek kan verrichten.

Grasduinen in de archieven op de zolder van het kampeercentrum in Appelscha heeft iets speciaals. De stukken die daar zijn bijeengekomen dateren hoofdzakelijk van na de oorlog en zijn voor het merendeel afkomstig van mensen die nog in leven waren toen ik rond 1970 met ze kennis maakte. Een enkeling van hen heeft stukken nagelaten die speciaal van betekenis zijn voor de culturele sfeer die er tot die jaren '70 heeft geheerst, en die duidelijk van voor mijn tijd zijn. Maar andere stukken getuigen van hoofdrollen in een landelijke anarchistische beweging, waarin allerlei persoonlijkheden opduiken die in die tijd even strijdbaar de straat opgingen als de 1 mei-demonstranten van de afgelopen jaren. Zij duiken weer op in mijn persoonlijke geheugen.

Van ver voor mijn tijd tot de oude generatie

Daar zie ik het netwerk van Jan Kolthek, de drijvende kracht achter de Nederlandse Bond van Vrije Socialisten (NBVS), een echte landelijke organisatie van anarchisten, die van 1946 tot 1951 heeft bestaan en waaruit het Noordelijk Gewest is voortgekomen. Het was diezelfde Jan Kolthek, die in 1969 samen met Joop Wandelee contact had opgenomen met Wim de Lobel en Hans Ramaer voor de eerste onderhandelingen over samenwerking tussen het Noordelijk Gewest en de groep rond het tijdschrift De Vrije. Ik maakte met hem kennis in de jeugdherberg van de Nederlandse Bond voor Natuurvrienden, waar we de eerste contacten hadden. Het moet voor Jan Kolthek overigens een groot genoegen geweest zijn, dat hij betrokken werd bij een nationale federatie waar nu ook mensen van de oude Vrije Socialist, die zich vroeger fel tegen iedere organisatie hadden verzet, met hem mee gingen doen.

Landelijk secretaris van de NBVS was Theo Harsman. Totdat hij in 1949 op een blauwe maandag zijn functie neerlegde, omdat hij er genoeg van had. De discussies binnen de beweging waren voor hem nog erger dan de disputen binnen een calvinistisch kerkgenootschap en daarvoor was hij niet gekomen. Dit is een tekst op papier, maar ik heb hetzelfde nog uit zijn eigen mond gehoord - of misschien, wel van een van de gebroeders (Geert of Henk) De Groot tijdens discussies binnen de Federatie. Het gewraakte debat, dat blijkbaar in een vergadering plaats vond waarvan geen notulen zijn bewaard, leidde ook tot de terugtrekking van de anarcho-syndicalisten Albert de Jong en Jacques van Rees (waarmee de Haarlemse afdeling verdween) en tot De Jongs latere stelling: 'geen organisatie van anarchisten, maar organisatie van de anarchie', een mooie paradoxale leuze die in mijn ogen ook de Vrije Bond en de IFA dient samen te houden. Harsman beheerde tot zijn dood in 1976 het Fonds voor Internationale Solidariteit (FIS), een ondersteuningsfonds voor dienstweigeraars en anti-anarchistische repressie. Zijn papieren in het IISG dateren vanaf 1969, terwijl het door mij aangehaalde stuk ouder is.

Een van Harsmans opvolgers in het FIS is Geert de Groot, die jaarlijks verslagen over het fonds verspreidde. Zijn karakteristieke handschrift duikt op als men de portefeuilles van de afdeling Groningen van de NBVS over de jaren 1949-1950 opentrekt.. Hij was daar ook al penningmeester en is dat gebleven toen de afdeling met diverse plaatsen in Friesland en Drenthe, met name rond Appelscha, het Noordelijk Gewest vormde. De ordners met stukken van twintig jaar later waarin hij zijn correspondentie borg en waarvan de inhoud in dezelfde chronologische orde zullen worden geborgen, dragen nog steeds zijn signatuur. Ik heb het nog niet kunnen vaststellen, maar ik heb zo de indruk dat Geert die functie minstens dertig jaar lang heeft volgehouden, totdat het Noordelijk Gewest uiteenviel. Dat zal pas blijken als het archief geordend is.

Enkele karakteristieke persoonlijkheden

Mij staan Pinksterlanddagen bij waarin het dagenlang pijpenstelen regende en waarin men het terrein niet kon betreden zonder dat er over de gehele breedte van de ingang langs de boerderij water lag. Dan stonden er langs de plas twee mannen op klompen, zwijgend of met elkaar pratend in het Stellingwerfs met een spade te wrikken om de grond los te maken. Het water kon daarin wegvloeien en de plas was in enkele uren verdwenen. Ik heb daarvan geleerd toen ikzelf een tuin had die in een vroeg voorjaar na 48 uur onafgebroken regen blank kwam te staan en waarvan te verwachten was dat het water niet zou verdwijnen. Een van die mannen was Jurrie Zuidema, van wie we vorig jaar afscheid hebben moeten nemen. Zijn archief belandde op de zolder en daaruit blijkt zijn betrokkenheid met de tientallen totaalweigeraars, waarvan elk zijn eigen verhaal heeft - nu vastgelegd in dossiers.

Een andere oudgediende, Fré Boerema, was in de jaren '40 en '50 cabaretier en toneelspeler die in Groningen en ook tijdens de Pinksterlanddagen voorstellingen organiseerde, waarin voor een breed publiek de godsdienst of het bijgeloof aan de kaak werd gesteld. Of Jan Postema, dirigent van verschillende orkesten en koren, maar vooral van het mandolineorkest Kunst en Strijd waarmee hij de avonden opluisterde. Met de gebroeders De Groot en Nico Reket vormde hij dan tijdens de PL’s een klein strijdkoortje, waarin strijdliederen en ballades ten gehore werden gebracht als 'Broeders verheft u ten strijde’, 'De mannen van de daad’, 'De gedachten zijn vrij’ - echter niet de Nederlandse versie van 'La Varsovienne’, nu meer bekend als '¡A las barricadas!’, die hier communistisch was en op welke melodie de Maagdenhuisbezetters van 1969 hun eigen strijdlied hadden gedicht - teksten en muziekbladen die in de archieven in veelvoud zijn aangetroffen in de mappen van muziekgezelschap Excelsior, zoals ook natuurlijk: 'Breekt de zwaarden over de knieën. En regimenten gaat uiteen!', het beroemde refrein van 'De wapens neer!’ Hoe deze laatste schat te exploiteren? Dat zal de toekomst leren.

Rond 1980

Het archief roept ook herinneringen op uit mijn eigen verleden, met name aan het congres van Den Haag na de opheffing van de federatie in 1978. Heel even bestond er toen het Contact van Nederlandse anarchisten, dat probeerde een nieuwe organisatievorm te realiseren - de hoop op een spontaan alternatief als een soort protest tegen de dreigende structuurloosheid. En dus een veelheid van ideeën. De stukken bevinden zich in het archief van het Anarchisties Kollektief Utrecht, afgekort AQ, waarvan de secretarissen ook redacteur waren van De Vrije Socialist. Het was het begin van de autonome bewegingen waarmee diverse plaatselijke organisaties dwarsverbanden hadden, totdat ze desintegreerden in antikernenergie-, antimilitarisme- en krakersacties met hun eigen organisaties.

Ook dat heeft tot verzamelingen geleid, die door jaap van der Laan, zelf actief geweest met een anarchistisch archief, naar de bewaarplaats in Appelscha zijn gebracht. Het probleem van die tijd was dat mensen die actief waren in directe actie het liefst anoniem wilden opereren, zodat er heel wat stukken en pakken zijn waarvan we de naam van de archiefvormer nog moeten achterhalen. Een chronologisch geordende stapel gestencilde folders van allerlei 'autonome' acties staat op naam van 'peentje’. We zullen waarschijnlijk nooit meer achterhalen wie dat is. Dat zal waarschijnlijk wel lukken voor de fotograaf of het fotografencollectief dat het activistische leven in Utrecht rond de jaren '80 heeft weten vast te leggen. Jaap werkte daarnaast voor het IISG en organiseerde daar een enquête over anarchistische dienstweigering, wat leidde tot diverse memoires en herinneringen. Voor mij is het de tijd waarin landelijke organisaties verbrokkelden in 'affiniteitsgroepen', zoals het grote verhaal van de door de arbeidersklasse te organiseren anarchie verbrokkelde in allerlei autonome 'kleine verhalen’. De strijdliederen maakten plaats voor de fanfares en voor punk.

Van het verleden naar de toekomst

Dit verhaal over Appelscha is dus geen systematische herdenking, maar het verhaal van een pril begin, een subjectieve overpeinzing na een jaar arbeid. Daarom zal er op dit verhaal geen vervolg komen, tenzij de in de toekomst gepubliceerde inventarissen daarvoor kunnen doorgaan. Want wat ik hier beschreven heb is op dit moment werk in uitvoering en gaat niet verder dan een slordige boedelbeschrijving van erfgoed. Omdat hierbij ook mijn eigen verleden om de hoek komt kijken, is het leuk om even de confrontatie daarmee te gebruiken voor iets dat op een herdenking lijkt. Ik gebruik het als alternatief voor een traditioneel herdenkingsartikel, dat in mijn ogen niets anders dan een herhaling kan zijn.

Maar dit stuk verwijst ook naar de toekomst. Want straks zullen de historici die in volgende lustra dit archief zullen raadplegen met een andere kijk de verhalen aanvullen die vijf of tien jaar geleden in onze bladen over de Pinksterlanddagen en hun omgeving zijn verteld. En laten we dan hopen dat dat met nog veel Pinksterlanddagen in de toekomst zal gebeuren.