Inhoud

Catechismus van de revolutionair

Door Sergej Netchajev

Hoewel dit document regelmatig in verband wordt gebracht met het anarchisme is het, vanwege het autoritaire karakter van de inhoud, discutabel of deze tekst daadwerkelijk binnen deze traditie valt te plaatsen. Vanwege de verwarring rondom deze tekst, onder andere vanwege incorrecte verwijzingen binnen de media, is er toch gekozen deze tekst hier met de correcte referenties te plaatsen om men de mogelijkheid te geven de ware aard van dit document te onderzoeken.

Deze tekst wordt regelmatig aan Michael Bakoenin toegeschreven - soms bewust, soms uit onwetendheid. Dit is echter incorrect. Bakoenin heeft een tekst met een vergelijkbare titel, maar een geheel andere boodschap geschreven, het Revolutionaire Catechismus uit 1866.

Zie ook Bakoenin en Netchajev over de relatie tussen Bakoenin en Netchajev.


Catechismus van de revolutionair

De plichten van de revolutionair ten opzichte van zichzelf

1. De revolutionair is een door het noodlot veroordeelde mens. Hij heeft geen persoonlijke belangen, geen maatschappelijke betrekkingen, geen gevoelens, geen geestelijke banden, geen bezit en geen naam. Alles in hem wordt uitsluitend in beslag genomen door de gedachte aan de revolutie en door de hartstocht daarvoor.

2. De revolutionair weet, dat hij in het diepste van zijn wezen, niet alleen in woorden, maar ook in daden, alle banden heeft verscheurd, die hem aan de maatschappelijke orde en de beschaafde wereld met al haar wetten, haar morele opvattingen en gewoonten en met al haar algemeen aanvaarde gebruiken, ketent. Hij is de onverzoenlijke vijand van de wereld, en als hij zich daar voorlopig aan aanpast, is het slechts om haar sneller te vernietigen.

3. De revolutionair veracht alle leerstelsels en wijst de wereldse wetenschappen af, die hij aan toekomstige generaties overlaat. Hij kent slechts één wetenschap: de wetenschap van de vernietiging. Om die reden, maar uitsluitend om die reden, zal hij zich aan de studie van de mechanica, fysica, scheikunde en wellicht ook de geneeskunde wijden. Maar dag en nacht houdt hij zich intensief met de uitsluitend wezenlijke wetenschap bezig: met de mens, met zijn beslissende kenmerken en zijn levensomstandigheden en alle uitingen van het huidige maatschappelijke systeem. Het doel is steeds hetzelfde: de meeste zekere en snelle methode, om dit totaal verrotte systeem te vernietigen.

4. De revolutionair veracht de openbare mening. Hij veracht en haat de bestaande maatschappelijke morele wet in al zijn uitingen. Voor hem is de moraal datgene, wat aan de overwinning van de revolutie bijdraagt. Amoreel en misdadig is hij ten opzichte van alles, wat dit in de weg staat.

5. De revolutionair is een mens, die zich aan zijn taak heeft overgegeven, meedogenloos ten opzichte van de staat en de ontwikkelde klassen; van hen kan hij dus geen genade verwachten. Tussen hem en hen bestaat, openlijk verklaard of in het geheim, een niets ontziende oorlog op leven en dood. Hij moet wennen aan marteling.

6. Tiranniek ten opzichte van zichzelf, moet hij ook tiranniek ten opzichte van anderen zijn. Hij moet alle zachtzinnige, verzwakkende gevoelens van verwantschap, liefde, vriendschap, dankbaarheid en zelfs van eer in zichzelf onderdrukken en moet de ijskoude, doelgerichte hartstocht voor de revolutie ruimte geven. Voor hem geldt slechts één vreugde, één troost, één loon en één bevrediging — het slagen van de revolutie. Dag en nacht mag hij maar één gedachte, één doel voor ogen hebben — de meedogenloze vernietiging. Terwijl hij onvermoeibaar en koudbloedig dit doel nastreeft, moet hij bereid zijn, om zichzelf te vernietigen en met zijn eigen handen alles te vernietigen, wat de revolutie in de weg staat.

7. Het wezen van de ware revolutionair sluit elk sentimenteel gedoe uit, alle romantische gevoelens, elke verliefdheid en elke verrukking. De revolutionaire hartstocht, die op elk moment van de dag in praktijk wordt gebracht, totdat hij gewoonte wordt, moet met koele berekening worden ingezet. Te allen tijde en op alle plaatsen mag de revolutionair bijvoorbeeld niet zijn persoonlijke drijfveren volgen, maar uitsluitend de drijfveren, die de zaak van de revolutie dienen. De houding van de revolutionair tot zijn kameraden

8. De revolutionair kan geen vriendschap of band hebben, behalve met degenen, die door hun handelen hebben bewezen, dat zij zich, net als hij, aan de revolutie hebben gewijd. De mate van vriendschap, de gehechtheid en verplichting tegenover een dergelijke kameraad, wordt uitsluitend en alleen bepaald, door de mate van zijn bruikbaarheid voor de zaak van de totale revolutionaire vernietiging.

9. Het is overbodig om over solidariteit onder revolutionairen te spreken. Daar berust de hele kracht van de revolutionaire arbeid op. Kameraden, die dezelfde revolutionaire hartstocht en hetzelfde revolutionaire besef bezitten, moeten voor zover mogelijk alle belangrijke aangelegenheden met elkaar overleggen, om vervolgens tot eenstemmige besluiten te komen. Heeft men eenmaal tot een bepaald plan besloten, dan moet de revolutionair helemaal alleen op zichzelf vertrouwen. Bij de uitvoering van vernietigingsacties moet iedereen afzonderlijk te werk gaan en bij niemand anders om raad en hulp vragen, tenzij het voor de uitvoering van het plan noodzakelijk is.

10. Alle revolutionairen moeten revolutionairen van de tweede of derde graad onder zich hebben — dat wil zeggen, revolutionairen die niet volledig zijn ingewijd. De revolutionair moet hen als een deel van het gemeenschappelijke revolutionaire kapitaal beschouwen, dat hem ter beschikking staat. Dat kapitaal moet vanzelfsprekend zo zuinig mogelijk worden uitgegeven, om het grootst mogelijke voordeel te behalen. De ware revolutionair moet zichzelf als kapitaal beschouwen, dat aan de overwinning van de revolutie is gewijd; toch mag hij zonder de eensgezinde instemming van alle volledig ingewijde kameraden niet persoonlijk en alleen over dit kapitaal beschikken.

11. Als een kameraad in gevaar verkeert en de vraag rijst of hij al dan niet moet worden gered, mag de beslissing niet op grond van het gevoel worden geveld, maar uitsluitend en alleen vanuit het oogpunt van het belang van de zaak van de revolutie. Daarom is het noodzakelijk, dat het nut van de kameraad tegen de inzet van de voor zijn redding noodzakelijke revolutionaire krachten wordt afgewogen, en de beslissing moet dienovereenkomstig worden genomen. De houding van de revolutionair tot de maatschappij

12. Het nieuwe lid kan, nadat het zijn loyaliteit niet door woorden, maar door daden heeft bewezen, slechts op grond van een eensgezinde overeenstemming van alle medeleden in de groep worden opgenomen.

13. De revolutionair dringt de wereld van de staat, de geprivilegieerde klasse van de zogenaamde beschaving binnen en leeft in deze wereld uitsluitend met het doel, haar snelle en totale vernietiging te bewerkstelligen. Hij is geen revolutionair, als hij ook maar de geringste sympathie voor deze wereld opbrengt. Hij moet niet schromen om een positie, een plaats of een mens in deze wereld te vernietigen. Hij moet alles in de wereld met dezelfde haat haten. Des te erger voor hem, als hij een of andere band met ouders, vrienden of geliefde heeft; laat hij zich door deze banden aan het wankelen brengen, dan is hij geen revolutionair meer.

14. Met het doel van de onverzoenlijke revolutie voor ogen, zal de revolutionair vaak binnen de maatschappij leven, hij moet het zelfs, terwijl hij doet alsof hij een heel ander iemand is, dan hij werkelijk is, want hij moet overal binnendringen, in de hogere en middenklassen, in de bedrijven, de kerken en paleizen van de aristocratie, en in de wereld van de bureaucratie, de literatuur en het leger, en ook in de derde stand en het winterpaleis van de tsaar.

15. Dit smerige maatschappelijke systeem is in verschillende categorieën op te delen. De eerst categorie omvat degenen, die onmiddellijk ter dood moeten worden veroordeeld. Kameraden moeten een lijst opstellen van de mensen, die naar gelang de zwaarte van hun misdrijf moeten worden veroordeeld; en de executies moeten volgens de geplande volgorde worden uitgevoerd.

16. Zodra er een lijst is opgesteld van de mensen die zijn veroordeeld en de volgorde van de executies is vastgesteld, moet geen enkel persoonlijk gevoel zwichten voor de verontwaardiging en het is tevens onnodig om rekening te houden met de haat, die door deze lieden onder de kameraden of onder het volk wordt opgewekt. Haat en het gevoel van verontwaardiging kunnen zelfs in zoverre nuttig zijn, als ze de massa tot opstand aanzetten. Men mag zich bij alles slechts door het desbetreffende nut van deze executies voor de zaak van de revolutie laten leiden. In de eerste plaats moeten degenen, die bijzonder vijandig ten opzichte van de revolutionaire organisatie staan, worden vernietigd; hun plotselinge, gewelddadige dood zal bij de regering de grootste paniek aanrichten en omdat men haar meest bekwame en daadkrachtige aanhangers heeft omgebracht, haar van iedere wil tot handelen zal beroven.

17. Tot de tweede categorie behoren degenen, die voorlopig worden ontzien, met de bedoeling dat zij door een reeks ongehoorde daden het volk tot de onvermijdelijke opstand aanzetten.

18. De derde categorie bestaat uit een groot aantal bruten op hoge posities, die zich noch door bekwaamheid, noch door inspanning hebben onderscheiden, omdat zij zich dankzij hun status, hun rijkdom, hun invloed, en hun macht van hun hoge posities kunnen genieten. Deze personen moeten op elke mogelijke wijze worden uitgebuit; men moet hen in onze zaak verwikkelen en betrekken, hun smerige geheimen moeten worden achterhaald, en men moet hen in slaven veranderen. Hun macht, hun invloed en hun relaties, hun rijkdom en hun daadkracht zullen bij al onze ondernemingen een onuitputtelijke schat en een waardevolle steun vormen.

19. De vierde categorie omvat eerzuchtige ambtenaren en vrijzinnigen van de meest verschillende schakeringen. De revolutionair moet de schijn wekken, alsof hij hen blindelings volgt, terwijl hij tegelijkertijd achter hun geheimen probeert te komen, totdat zij zich volledig in zijn macht bevinden. Zij moeten zichzelf zo compromitteren, dat er voor hen geen uitweg meer bestaat, en dan kan men van hun diensten gebruik maken, om chaos in de staat aan te richten.

20. Tot de vijfde categorie behoren de dogmatici, de samenzweerders en revolutionairen, die op papier of in hun eigen kliek een goed figuur slaan. Zij moeten er voortdurend toe worden aangezet, om compromitterende verklaringen af te leggen: het resultaat zal zijn, dat het merendeel van hen wordt vernietigd, terwijl een kleiner aantal zich tot echte revolutionairen zal ontwikkelen.

21. De zesde categorie is bijzonder belangrijk: de vrouwen. Die zijn in drie groepen te verdelen. Op de eerste plaats die frivole, gedachteloze, saaie vrouwen, waar wij gebruik van zullen maken, zoals van de derde en vierde categorie mannen. Op de tweede plaats vrouwen, die hartstochtelijk, bekwaam en vol toewijding zijn, maar die niet tot ons behoren, omdat zij nog geen koel, streng en revolutionair besef hebben ontwikkeld; men moet van hen gebruik maken, zoals van mannen van de vijfde categorie. En tenslotte zijn er vrouwen, die volledig aan onze kant staan, dat wil zeggen, die zich geheel aan de zaak wijden en met ons programma in zijn geheel hebben ingestemd. Wij moeten deze vrouwen als onze meest waardevolle schat beschouwen; zonder hun steun zullen wij niet slagen. De houding van de groep tegenover het volk

22. De groep heeft geen ander doel dan de volledige bevrijding en volledige geluk van de massa, dat wil zeggen van de mensen, die van handenarbeid leven. In de overtuiging, dat hun emancipatie en het waarborgen van hun geluk slechts ten gevolge van een allesvernietigende volksopstand kan worden teweeggebracht, zal de groep al haar middelen en heel haar kracht erop richten om de nood en het lijden van het volk te vergroten en te versterken, totdat uiteindelijk zijn geduld is uitgeput en het tot een algemene opstand wordt gedreven.

23. Onder revolutie verstaat de groep niet een zich ordelijk voltrekkende opstand volgens het klassieke westerse voorbeeld, een opstand, die net voor de aanval op het eigendomsrecht en de traditionele maatschappelijke orde van de zogenaamde beschaving en moraal halt houdt. Tot nu toe heeft een dergelijke revolutie zich steeds beperkt tot het ten val brengen van een politiek systeem, om het door een ander systeem te vervangen, waarbij zij de poging ondernam, om een zogenaamde revolutionaire staat te vestigen. De enige vorm van een revolutie, die het volk ten goede komt, is de revolutie, die de totale staat tot aan de wortel vernietigt en alle tradities en instituties van de staat en de klassen in Rusland uitroeit.

24. Met dit doel voor ogen wijst de groep daarom af, om het volk welke nieuwe organisatie dan ook van bovenaf op te leggen. Elke toekomstige organisatie zal ongetwijfeld, door de activiteit en het leven van het volk zelf, ingang vinden; maar dat is een zaak, waar de toekomstige generaties over moeten beslissen. Onze taak is de vreselijke, totale, universele en meedogenloze vernietiging.

25. Daarom moeten wij, terwijl wij steeds dichter bij het volk komen, vooral met de elementen uit de massa heulen, die vanaf de stichting van het Moskouse rijk nooit hebben opgehouden, en niet alleen maar in woorden, maar ook in daden, tegen alles te protesteren, wat direct of indirect met de staat was verbonden: tegen de adel, de bureaucratie, de geestelijkheid, de kooplieden en de parasitaire herenboeren. Wij moeten ons aansluiten bij de avontuurlijke groepen bandieten, die de enige echte revolutionairen van Rusland zijn.

26. Het volk tot een unieke onoverwinnelijke en allesvernietigende macht samensmeden — dat is het doel van onze samenzwering en dat is onze taak.